Biekorf. Jaargang 13
(1902)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |
Van de Franschen te Nieuwpoort.DOOR de welwillendheid van den E.H. Pavot, herder van Lombardzijde, wierd aan eenen vriend een uittreksel gegeven van den doopboek uit den franschen tijd, berustende in 't gemeenteboekhouderschap van dat vlek. Daar het wellicht van nutte kan zijn, 't zij voor de geschiedenis der streke waarvan het gewag maakt, 't zij ook voor de algemeene geschiedenis van den Franschen tijd in West-Vlaanderen, laten we hier de vertaling ervan met eenige ophelderingen volgenGa naar voetnoot(1). Ter eeuwige gedachtenis: | |
[pagina 41]
| |
die zij in en om de stad ten getalle van 300 vonden. Er was schier niet een huis in deze herdnis, of het had te lijden vanwege de kanonballen die uit de stad geworpen waren: verscheidene werden teenemaal vernietigd. Dit herdelijk huis, werd door 38 ballen van 24 pond doorboord; en de steenen omsluiting van dezen hof door 26, en de kerk door 28. Eene besmettelijke ziekte, (die gewoonlijk op de verwoesting volgt), de bloed- en onbloedige afloop, hebben toch zooveel inwoners het leven benomen. God zij gedankt, slechts éénen, door kogel getroffen, stierf zonder de H. Sakramenten ontvangen te hebben. 1o/ Eene moeilijkheid ligt misschien in 't getal opgegeven dooden voor Westende. Immers Lod. AllaeysGa naar voetnoot(1) spreekt van eenen hoop vrijwilligers die na de overgaaf van Nieuwpoort poogden weg te vluchten, maar te Westende door eene afdeeling dragonders verrast wierden en tot den laatsten man gedood. Dan zou het getal dooden nog merkelijk grooter geweest zijn. Wellicht moeten we aannemen dat Eerw. herder maar deze opgeteekend heeft die op zijn kerkhof begraven wierden of tot zijne onderdanen behoorden. 't En is niet onwaarschijnlijk! Of weet er daar iemand meer van? Waren er misschien maar eenige vluchtelingen? Daar in het algemeen de heer Allaeys maar op het einde van zijnen boek de geraadpleegde werken zonder verwijzingen aanduidt, is het ons moeilijk zijn gezegde op eene bijzonderheid na te onderzoeken. In alle geval is ons stuk voor die vermeldinge zekerlijk een bewijsgrond van gezag, 't komt trouwens van eenen ooggetuige: 't ware maar van het stuk uit te leggen. 2o/ Wat het beleg van Nieuwpoort aangaat, bij AllaeysGa naar voetnoot(2) alleen vonden wij iets over dien aanval, door de Franschen begonnen den 1sten in Hooimaand, den dag zelven dat Oostende in hunne macht gevallen was. Onze boeksteller is het eens met ons stuk over het aanvangen van 't beleg; hij 'n is zoo uitdrukkelijk niet meer, voor 't bestaken van de dagteekening der overgaaf. Immers op bl. 218 geeft hij daartoe den 19en in Koornmaand aan: dit is, ons dunkens eene misse van den drukker, want, op bl. 247, zonder dat hij | |
[pagina 42]
| |
den dag uitdrukkelijk aanwijst waarop de Franschen de stad zijn binnengetrokken, zegt hij dat men op den 18en in Hooimaand de voorwaarden besproken heeft. Dat die maand aan te nemen valt, wordt betoond: eenerzijds door 't stuk dat wij aanhalen, (weswegen het, alles ingezien, ook moet geloofd worden, aangezien deze gebeurtenis door eenen ooggetuige niet kon ontgaan worden); en anderzijds door eene oorkonde van den Heer Allaeys op bl. 246 aangehaald, en waarin wij zien dat de Franschen op den 19en in Hooimaand het zeewater, dat de bondgenooten gesteken hadden, eenen voet lieten afdalen. In deze daad steekt gewis een bewijs: eerst dat de Franschen toen al baas waren; en tweeds dat ze het nog niet lang 'n waren; want dit wateraftrekken zal ongetwijfeld een eerste werk geweest zijn, ingezien de groote moeilijkheid alzoo met hoog water in Nieuwpoort te geraken. Wij meenen dus te mogen den 19en in Hooimaand stellen, als dag waarop de Franschen de stad binnentrokken. Ze waren aangevoerd door den beruchten moorder en bevelhebber Vandamme die reeds in 1793 onze kusten veel schade had berokkendGa naar voetnoot(1). Na een beleg van 19 dagen dus viel Nieuwpoort, het laatste toevluchtsoord der bondgenooten in Vlaanderen, in de handen der Franschen: nu waren deze overal aan 't bewind. Lijk wij het hooger vermeldden, 'n spreekt men over 't algemeen niet van dat beleg van bevelhebber Vandamme. Zoo b.v. vinden we in BorgnetGa naar voetnoot(2), NamècheGa naar voetnoot(3), Delplace, G.J.Ga naar voetnoot(4), Vanden- | |
[pagina 43]
| |
berghGa naar voetnoot(1), GortebeeckGa naar voetnoot(2), enkel bondig weg dat Pichegru zonder groote moeilijkheden heel Vlaanderen veroverde. Verder bij MichaudGa naar voetnoot(3) lezen we, op den naam ‘Pichegru’Ga naar voetnoot(4) dat men bijna geenen tegenstand 'n miek in Vlaanderen; ald., op den naam van ‘Vandamme’Ga naar voetnoot(5), heeft men een woord over zijne werking omtrent Nieuwpoort. Nochtans is het moeilijk om te oordeelen over welk beleg hij handelt: immers, voor den volzin alhier onder opm. 7 aangehaald, spreekt hij van gebeurtenissen uit Zaaimaand 1794; en wat den aldaargestelden uitslag aangaat, alsdat hij zou teruggeslegen geweest zijn, zoo 'n daagt zijn zeggen blijkbaar niet op 't beleg waarvan wij spreken, maar eerder op dat van 1793Ga naar voetnoot(6). Wat gezeid thans over al die aangehaalde boekstellers?Ga naar voetnoot(7) Eerst en vooral dat het niet onwaarschijnlijk is dat ze malkaar | |
[pagina 44]
| |
nagekeken hebben: hunne woorden somtijds zelve schijnen die meeninge te wettigen. Aleventwel zou men misschien kunnen antwoorden: ingezien Pichegru het opperbevel voerde(1) Namèche ald. Bd. XXVII, bl. 402., konden de werkingen van Vandamme eenigzins aan hem toegeëigend zijn. Wij zeggen: In dezen zin zijn de boekstellers niet te verstaan: bij het verhalen van eenen strijd 'n handelt men gewoonlijk zoo niet. En een beleg van 19 dagen 'n is, meene 'k, zulk geene kleinigheid? Dat men ook niet zegge dat Pichegru Vlaanderen ‘veroverd’ had, en dat het na zijn vertrekken is dat men den strijd gehad heeft langs de kusten. Immers reeds streed men in 't Veurnsche als Pichegru zonder twijfel nog in Vlaanderen was. Maar die heeren boekstellers zullen in 't algemeen gesproken hebben, en daar Pichegru wezentlijk zonder groote moeilijkheden het grootste deel onzer streke veroverd had, 'n zal men dit deel van den strijd, als men het kende, niet in acht genomen hebben. Wat er ook van weze, daar drukken we den vinger op eene leemte; en die leemte diende in onze geschiedenis aangevuld, ingezien de tijdslengte binnen dewelke de strijd te Nieuwpoort, uitwijzens ons stuk, aangesleept heeft. 3o/ Ons stuk schat de bezetting van Nieuwpoort op 700 man, en 't getal gevangene uitwijkelingen op 300 man. Nopens die getallen kon de opsteller gemakkelijker bedrogen zijn dan nopens de andere bevestigingen: daar wij geene andere oorkonden bezitten ter vergelijkinge 'n kunnen wij niet oordeelen. Enkel doen we bemerken dat Allaeys (op bl. 218 en 247) slechts 80 van die uitwijkelingen telt, die, eerst te Pervyse in de kerke opgesloten, en, na eenige dagen, op bevel van Vandamme, te Oost-Duinkerke doodgeschoten wierden. Wie heeft er gelijk? Onsdunkens is ons stuk hier wat overdreven, want Allaeys schijnt er de namen en dus het recht getal van gezien te hebben. 4o/ De aanmerkingen uit ons stuk over het beschoten zijn van Lombardzijde, kunnen ook aanveerd worden. Immers, | |
[pagina 45]
| |
toen men aldaar, in 't jaar 1900, het herdershuis herstelde, heeft men in den muur al den kant van Nieuwpoort eenen kanonbal, van nagenoeg het aangeduid gewicht, vinden zitten. E.V.G. |
|