Biekorf. Jaargang 12
(1901)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 360]
| |||||||||||||||||||||||||
Het kuipersambacht te Brugge.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||||||||||||
Uit weder jonste had de nieuwaangestelde Proost, op den 29sten derzelfde maand, eene ‘Toejeuging opgedraegen aen den ieverigen beminden Deken Franciscus Van Kerchove, benevens aen geheel den Eedt der geseyde ambagte en supposten,’ en meteen aan de neringe toegestaan ‘een tractement van vyf en twintig ponden groot en.’ *** Eerw. Heer Pieter De Nicker had op den 1sten in April of Grasmaand 1794 het tijdelijke met het eeuwige verwisseld, en 't en duurde niet lang of onderpastor J.-B. Dienberghe wierd met bijna eenparige stemmen gekozen om den diepbetreurden Proost in zijne bediening op te volgenGa naar voetnoot(1). Maar daarover zal de volgende ‘memorie’ uit 't handschrift ons beter inlichten: ‘Memorie: Den 1 April 1794 is syne eerweerdigheyd Petrus De Nicker geestelyken Prost van desen ambagte, gewesen carthuyser, habituant van St-Jacobs van God versonden van dese wereld naer de eeuwigheyd, naer eene korte siekte gemaekt te hebben en den 7 April 1794 is J.-B. Dienberghe, onderpastor van Ste Anne en vicarisGa naar voetnoot(2) der collegiaele en parochiaele kerk van O: L: V: binnen Brugge, met 23 stemmen tegen eene contrarie gekosen als geestelyken prost van desen ambagte van de vrye meester kuypers.’ De nieuwe Proost, die, als vrije kuipers zoon, over die benoeming uitermate tevreden was, onthaalde de bijzonderste leden van 't ambacht op een dankfeestje. Bovenstaande memorie vervolgt aldus: ‘Denwelken in plaets van een tractement van vyf en twintig ponden grooten als synen voorsaet, gegeven heeft den Deken, Eedt, Desiniers en Deken van de capelle een naer - noen - dank - feeste die | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||||||||||||
geduert heeft tot 's avonds ten negen ueren van den volgenden inhoudt:
‘Vóór het snyden der taerte heeft de Prost J.-B. Dienberghe opgedregen het volgende Danck-gesang.’ Dit danklied, door Eerw. Heer Dienberghe opgemaakt en onderteekend, wierd ‘opgedraegen aen den Heer Deken Ludovicus De Clerck, benevens aen de confraters schilddraeger, vinders, gouverneurs en Deken van de Capelle,’ en sloot met het volgende: ‘Gy hebt my getoont dat gy my waert genegen
en dat ik staeg in uw gedagten leef,
dat moet myn hert tot dankbaerheyd bewegen,
Soo lang de Heer aen my het leven geef.
1st dat ik Ulie naer weerde kan loonen
ik ben daertoe ten allen stond bereyd,
ik sal Ulie opregte vriendschap toonen,
die dueren sal myn g'heelen levenstyd.
J.B. Dienberghe’
*** Beoefenaar en minnaar der vlaamsche dichtkunst - en 't handschrift geeft ons daaraf nog menig ander bewijsGa naar voetnoot(1), | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||||||||||||
- was hij niet min ervaren in 't maken van jaar- en opschriften, anagramma's of letterkeeren en soortgelijke. Wilt gij, lezer van Biekorf, een staaltje van zijne behendigheid in dit vak? Ongetwijfeld hebt gij, langs Sint-Jans Nepomucenus'brugge gaande, menigmaal het beeld van den Heilige gegroet, en wel eens kwam het u te binnen hoe die chistene held, noch door beloften, noch door bedreigingen vanwege keizer Wenceslaüs den IVe kon overhaald worden om, zijne plichten ongetrouw, het geheim der biecht te verraden, en daarom, op bevel van den boosaardigen vorst, in de Moldau, te Praag, verdronken wierd. Maar hebt gij wel ooit bemerkt en met aandacht overwogen 't opschrift, dat op het voetstuk gebeiteld staat? 't Was Eerw. Heer Dienberghe die het opstelde, en 't luidt als volgt: Sanctus Joannes Nepomucenus En' pie mutus! En os non accusans! (Hier staat die uit liefde Gods stom bleef en wiens mond geene beschuldiging kende!) Hoe wel past die lofspraak op den koenen voorstaander van 't geloof, die, om zijne heilige en onverbreekbare stilzwijgendheid in 't bewaren van 't geheim der biecht, de wreedste pijnen en de gruwzame marteldood blijmoedig onderstond! Welaan, geëerde lezer, ontziet gij u de moeite niet, zet u aan 't werk, en met genoegen en verwondering zult gij, na onderzoek, bestatigen dat die | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||||||||
welpassende lofspraak niets anders is dan eene vernuftige en nauwkeurige verplaatsing van al de letters, bevat in de woorden: Sanctus Ioannes Nepomucenus. Laat ons daar bijvoegen, dat Eerw. Heer J.B. Dienberghe ook een klein boeksken drukken liet, zoo zeldzaam om vinden als zonderling om de stoffe, die men erin behandeld vindt: 't is eene vrije omwerking van de Heilboodschap of Evangelie van Sint Jan: ‘In principio erat Verbum....’, met eigenaardige toepassingen op Zijne Hoogweerdigheid Mgr de Broglie, bisschop van Gent. *** Alle jaren, wierd Sint-Leenaarts feestdag met groote plechtigheid in Sint-Jacobs gevierd, en te dier gelegenheid de lofrede van den machtigen Beschermheilige uitgesproken. 't Jaar zijner aanstelling als Proost van 't ambacht, had Eerw. Heer Dienberghe die taak aanveerd, en in 't handschrift staat letterlijk overgenomen 't ‘Sermoen gepredikt op den feestdag van den H. Leonardus, den 6 9bris 1794, in Kuypers Kapelle door Joannes Bapt: Dienberghe geestelyken Proost van desen ambagte, onderpastor der kerke van Sinte Anne en Vicaris der Collegiaele en Parochiaele kerke van O.L.V. binnen Brugge.’ Deze lofrede is eene scherpzinnige uitbreiding der woorden van den H. Paulus tot de Corinthiers: ‘Wij zijn dwaas om Christus’, en eene vurige opwekking tot de kuipers, zoo meesters als gezellen, om, naar 't voorbeeld van hunnen Beschermer, te achten en te betrachten niet wat de wereld voor wijsheid houdt, maar wat zij als dwaasheid aanziet, 't is te zeggen: Vooreerst, niet te zoeken 't vergankelijk geld en goed dezer wereld, maar arm te willen leven hierbeneden; ten tweede, niet te staan naar aardsche eer en grootheid, maar behagen te scheppen in klein en veracht te zijn; eindelijk niet na te jagen wereldsche vermaken en vleeschelijke wellusten, maar 't lichaam in dwang te houden en zijne driften en begeerlijkheid te beteugelen. *** | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||||||||
Stormachtige en rampspoedige tijden waren intusschen opgedaagd voor ons veroverde vaderland, dat de Fransche Sans-culotten aanzagen en behandelden erger als een wingewest en met de hatelijkste schanddaden bezoedelden. Het eene dwangbevel volgde op het andere: alom was het weedom en schrik; overal, puinhoopen en vernieling. Onze kloosters wierden afgeschaft en leeggeplunderd; onze aloude gilden en neringen vernietigd; onze kunstschatten gestolen of verbrijzeld; alle openbare oefening van den katholieken godsdienst opgeschorst; onze kerken en heiligdommen gesloten, ontheiligd of afgebroken, en eindelijk onze priesters, die den verfoeilijken eed van haat aan 't koninkdom bleven weigeren, ieverig opgezocht, wreedaardig mishandeld, onschuldig verbannen of onmeedoogend omhalsgebracht. Spijts de behendigheid nochtans der Fransche speurhonden, ondanks al hunne opzoekingen, wist Eerw. Heer Dienberghe, die den goddeloozen eed had geweigerdGa naar voetnoot(1), aan de listen en de woede zijner vijanden te ontsnappen met, zooals hij het zelve getuigt, nu eens in 't huis van Deken De Clerck, dan in de woning van Deken De Planter verborgen te schuilen. Hoe hevig ook de kerkvervolging woedde, liet hij niet na zijne priesterlijke bedieningen bedektelijk uit te oefenenGa naar voetnoot(2), en 't moest hem een waar genoegen wezen zijne ledige uren te besteden aan 't schikken der handvesten en 't opstellen van het kostelijk handschrift, waarin, dank zijne noeste vlijt, zoo menig wetensweerdigheid, in betrek met het kuipersambacht en de geschiedenis van dien tijd, besloten ligt. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||||||||
Toen de storm der Fransche omwenteling had uitgewoed, toen de beloken of verdoken tijd een einde nam en de Kerk en hare dienaren opnieuw dagen van rust en veiligheid te gemoet zagen, hernam Eerw. Heer J.-B. Dienberghe zijne vorige bediening als onderpastor op Sinte-Anna. Naderhand wierd hij capelaan benoemd van 't algemeen kerkhof zijner geboortestadGa naar voetnoot(1), waar hij in dienst trad op den 1sten van Schrikkelmaand of Februari 1810, en godvruchtig in den Heer ontsliep op den 3den van September of Herfstmaand 1812, in den ouderdom van 56 jaar.
Edm. De Vos |
|