Biekorf. Jaargang 12
(1901)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 332]
| |
De H. Joseph vereerd te Ieper in 1743 en in 1843't IS honderd achten vijftig jaar geleden. Den 4den van Bloeimaand 1743 speelde de beiaard in de stad Ieper en de ‘triumphklokke’ luidde. Waarom? omdat paus Benedictus de XIV de broederschap van den H. Joseph ingericht heeft en dat bisschop DelvaulxGa naar voetnoot(1) daarin toestemt om die blijde gebeurtenis te vieren. Ongelukkiglijk en wilde het weder niet mêe, want in den nacht van den 4 tot den 5 Bloeimaand ‘heeft het zoo een stormweder gemaakt van hagel, sneeuw en regen en wint, zegt de schrijver van het handschrift, datter smorgens veele jaerschriften, die voor de kercke en het spreekhuijs waren gestelt, waeren afgewaeit, die in veele stucken smorgens gevonden wierden op de straete doordroopen zijnde van de nattigheijt.’ Om tien uren en half, onder het gespeel van stads beiaard, het geklank der waldhoorns of jachthoorens ‘van het regiment van den prins van Hessen Philips dat alhier in garnisoen was’, en het geschut der vuurmonden, begint de hoogmis. Aan het hoogaltaar, in de kerk der PP. Discalsen, staan ‘de drie Josephs van het member der Theruanen der cathedrale van Ieper.’ Deze ‘drie Josephs’ waren drie kanonniken, die in den doop de naam van Joseph ontvangen hadden, te weten: ‘Josephus Judocus Werbrouck, cantor der cathedrale der stadt Iper, ende alsnu gedenomineerden bisschop van Ruremonde, geassisteert van den Eerw. ende edelen Heer Josephus BonnaertGa naar voetnoot(2), scholaster ende gegradueerden kanoninck, als diaken; ende van den Eerw. ende Edelen Heer Josephus de CroeserGa naar voetnoot(3) licentiaet in de godtheijt ende gegradueerden kanoninck als subdiaken. Deze drie Josephs waren lid ‘van het member van de Theruanen’. Welke kanoniken men in den tijd Theruanen of Theruaansche kanoniken noemde, zal duidelijk worden uit de volgende woorden van Alph. Vanden Peereboom: ‘La bulle de 1560 organise aussi le nouveau chapitreGa naar voetnoot(4). Paul IV avait déjà supprimé l'antique prévôté de St Martin à Jpres, sécularisé ses chanoines réguliers de l'ordre de St Augustin, et transformé son antique église prévôtale ou abbatiale en église cathédrale: Pie IV confirma ces décisions; il forma des biens de cette prévôté douze prébendes du nouveau chapitre et y transféra outre dix prébendes de Thérouane, dix autres prébendes dont étaient pourvus des dignitaires ou chanoines de la prévôté de Ste-Walburge à Furnes’. Le chapitre de l'Eglise cathédrale à Jpres bladz. 333. | |
[pagina 333]
| |
Er waren dus drie ‘members’ in het kapittel der zetelkerk te Ieper: het ‘member’ van Terenburg of Theruanen, het ‘member’ van St Maartens, en het ‘member’ van Veurne. Onze Josephs behoorden toe aan het ‘member’ dat het rijkste was. Le premier (membre) possédait dix prébendes les plus ‘grosses’, le second douze, et le troisième dix: celles-ci étaient les plus ‘maigres’ blz. 336. De zetelkerk van Ieper had niet alleen hare ‘drie Josephs van het member van de Therouanen’ gezonden om de blijde instellinge van het broederschap van den H. Joseph op te helderen, maar nog hare ‘ceremoniemeester, bedel ende tabocten.’ Bedel. Nu zegt men te Ieper stokkedrager, en roedrager te Brugge. Tabocten of tabotten. Dezen naam gaf men tot in de eerste helft der XIXde eeuw aan de missedienders. Men onderscheidt te Ieper choralen, die zingende kinders zijn, en missedienders, eertijds tabocten of tabotten, die niet en zingen onder de goddelijke diensten, maar enkel mis en lof dienen. Het w. tabotten en is te Ieper niet meer te vinden tenzij in de kerkrekeningen. Gelijk 's nachts, zoo ook miswederdeGa naar voetnoot(1) het geheel den dag. ‘Des niet thegenstaande is het volck met menigte aangekomen, tscheen al of Iperthuundagh hadde geweest.’ Ja maar de uren vliegen voorbij, het plechtig lof begint om vier uren, de waldhoorns gaan op, en het blijft aanhoudend regenen. ‘De eerste oratie gedaan zijnde isser noch eenen stercken slagregen gevallen die de locht heel verduijsterde, zoo dat wij kleyne ofte weynigh apparentie saeghen van dat de Processie soude uijtgegaen hebben. Maer dies niet teghenstaende het betrauwen hetghene wij al hadden op den H. Vader Joseph ten wiens opsicht dees feeste geschiede, de leste oratie gesonghen zijnde, so ist naer dien slaghregen de locht heel claer geworden, ende den wint verandert ende gevallen, ende wij hebben op Godts genade (betrauwende op den H. Vader Joseph) ons in orden gestelt om de Processie te doen.’ Laat ons nog daar bijvoegen dat ‘de menigte van het volck, die het Hoogweerdigste vergeselschapten is onuijtsprekelyck veel minder beschrijvelyck. Alle de straten waar de processie voorbijgonck waeren met groen en andere vreugdeteekenen verciert.’ ‘Noteert, als dat wij het schoonste ende genouglykste weder gehadt hebben als wij sonden konnen wenschen, ja daeren heeft niet een flambeeuw uijtgewaeijt, het scheen eenen somerschen dagh te wezen.’ Wilt ge nu weten hoe men de straten verlichtte in de 18de eeuw? ‘Alle de straeten ende huijsen, alwaer de processie gepasseert hadde wierden geillumineert, stellende sommighe keirssen, fackelen ende flambeeuwen. Het bisschoppelijck seminarieGa naar voetnoot(2) was onder tot boven geillumineert, hebbende voor hun deure een schoon pijramide van lanternen ende 's avonds isser deftigh geschoten geweest.’ En de ommegang om de verlichting des nachts te aanschouwen werd door het volk genoemd ‘de nieuwe wandeling van St-Joseph.’ | |
[pagina 334]
| |
100 jaar laterIn 1843 besloten de Paters Discalsen de honderdjarige instelling van de broederschap van den H. Joseph te vieren. Gelijk in 1743 speelde stads beiaard en de zegeklokke luidde; doch enkel wanneer de Godsdracht op de groote markt verscheen. In 1743, jaarschriften bij de macht, in 1843, waren er vele min, en het was daarom niet slechter; integendeel. In 1743 en was er maar ééne rustplaats voor het Hoogweerdigste; vier waren er, zegt het handschrift van 1845, in het jaar 1843, doch maar drie waar de zegen werd gegeven met het Allerheiligste, te weten: aaa de LombaartbruggeGa naar voetnoot(1); op de botermarkt tegen de BellemuurGa naar voetnoot(2), en rechtover het gasthuis op de groote markt. ‘Alle de straten waren zeer wel versierd,’ Onder deze versieringen laat ons opmerken dat ‘het einde der PaterstraatGa naar voetnoot(3) uitscheen door schoone mozaïken..... en de sterrestraat.....Ga naar voetnoot(4) was met alderschoonste parterren belegd’; en de luister der Boesingstrate bestond ‘bijzonderlijk in mozaïken.’ Wat zijn Iepersche ‘parterren’? Wat zijn ‘mozaïken’. ‘Parterren’. De Ieperlingen hebben het fr. w. parterre ongedeerd gelaten; de Bruggelingen hebben het verwrongen tot poteerde (!) Z. De Bo. De Iepersche ‘parterren’ waren gemaakt, gelijk de Brugsche ‘poteerden’ die De Bo beschrijft, uit leege barmkes zand, waar allerhande bloemen in staken, zeer fraai om zien. Dit legwerk van zand en bloemen versierde zeer bevallig de straten waar het H. Sacrament doortrok. Nooit en had een Ieperling de bekoring deze straatsieraden te verwoesten. En de ‘mozaïken’? Zij waren parterren zonder bloemen, maar daarom niet min prachtig en aangenaam om te aanschouwen. Ze verbeelden een legwerk van allerhande krinkelende winkelende gestalten, geteekend met groote verscheidenheid van verwen. Bleekblauw, fijn gestampte rood en geluw baksteen, en wat weet ik nog al, diende om aan dit fraaie legwerk alle de verwen van den regenboog te geven. Nu hoort men niet meer spreken, in de stad Ieper, van parterren of mozaïken. Al verdwenen! tijd en vreugde,
't kent al gang maar geenen keer.
De Bo. Herdenken. In de boterstrate en waren er noch parterren noch mozaïken, immers daar is de doorgang van volk en rijtuigen te groot. Doch deze | |
[pagina 335]
| |
straat, ‘gelijk de andere straten, was behangen met gekleurde stoffen, beplant met sperreboomen, vercierd met bloemen en andere vreugdeteekens, en de vaendels waeiden aan alle gevels. Eindelijk kwam de stoet terug in de PaterstrateGa naar voetnoot(1) die door de zorg van de Zusters gezeid LamottenGa naar voetnoot(2) overspannen was met vercierde koorden waeraen eene krooneGa naar voetnoot(3), ontallijke wapentjes en ornamenten zwierden.’ De lofzang Te Deum sloot de Godsdracht en de kerkplechtigheden van den 7 Bloeimaand 1843. Des avonds verkondigde de beiaard en de ‘triompheklok’ aan al de ingezetenen van Ieper dat de lichtsteking begon in stad ter eere van den H. Joseph. Ant. Verwaetermeulen |
|