Biekorf. Jaargang 12
(1901)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 321]
| |||||||||||||||
[Nummer 21] | |||||||||||||||
Waarschuwinge over geschiedenisse
|
1. | Betreffende 't voorwerp, worden de hoop gebeurtenissen geschikt:
|
2. | Betreffende 't onderwerp, (d.i. het samenmaken der gebeurtenissen) worden die samengerichte hoop gebeurtenissen geschikt:
|
Vau al deze stelsels, moeten best de eene de andere behelpen.
Wat in onze dagen het meest gegeerd wordt, en dat sinds een twintigtal jarenGa naar voetnoot(1), dat is de werkstandelijke vergelijkende algemeene Beschavingsgeschiedenis.
Ze komt hierop neêr, volgens hare verregaandste voorvechters, dat verscheidene beschavingsruimten onderling vergeleken worden. Immers bovengebezigde ‘reeksen daden’, d.i. bovengebezigde geplogentheden, zijn altijd een kant of een gedeelte van de hoedanigheden des ‘levens’ van eene menschenmaatschap; - hoedanigheden die meêgaan met den tijd, en eigen blijven enkel aan de tijdgenooten. - Welnu de grondigste uitleg van 't hoedanig zijn des levens eener menschenmaatschap is altoos te zoeken in den beschavingstoestand van deze menschenmaatschap; d.w.z. eensdeels in 't eigen binnenleven van die maatschap, en anderdeels in 't stoffelijk buitenleven dat met dit binnenleven gebonden gaat.
Beide deze laatste bestanddeelen van den beschavingstoestand 'n steken hoegenaamd tegen malkander niet; integendeel: aan 't buitenleven beantwoordt het binnenleven, met bij de menschen een slag van huishoudelijken zin, eene bekwaamheid, eenen aanleg om iets aan te winnen, om iets te sparen, om iets te bedoelen... enz., om dus te doen in 't binnenleven wat het buitenleven goedkeurt. 't Buitenleven is het huishoudelijk, en 't binnenleven het zielkundig
bestanddeel in 't leven van 't gezelschap (of van 't volk). Vaneigen blijft het zielkundig bestanddeel doorgaans gelijk, en wat het meest te beschouwen valt is 't huishoudelijk bestanddeel.
In geheel dit opzicht doet ‘algemeene geschiedenis’ evenzoovele als ‘geschiedenis der beschaving.’ En let er op, zegt men, binnen duidelijke tijdverloopen ondergaan alle ingerichte menschenhoopen samenbeschouwbare voorvalgangen en -uiteenzettingenGa naar voetnoot(1). Immers omdat ook de huishoudelijke omstandigheden die het meest veranderlijk dienen te heeten, nog altoos gelijkerwijze ontwikkelen.
De beste ‘algemeene geschiedenis’ van een volk ligt dus in 't uitmaken van ‘een volksziele’ (beginsel van eenheid), en in 't aangeven van al de huishoudelijke gevarenissen die deze volkziele tegenkwam.
En wat doen ze met de vrije zelfstandelingen, met de menschen op hun eigen beschouwd? Hoort! Overdenkt wat we hierboven zeiden over 't belang van hun werk in maatschappelijke instellingen: een held op zijn eigen 'n heeft het in zijn macht niet om - waar het den beschavingstoestand geldt - een eeuwe omme te keeren. Hij kan echter poge doen om die eeuwe vooruit te jagen of in te toomen; maar zelve volkomentlijk vrij 'n is hij niet. Buiten den gedachtengang zijner eeuwe 'n vermag hij niet te handelen. Onwetens zit hij in zijnen tijd gevangen ‘gelijk iemand die te schepe oversteekt, en op 't dek wandelen mag, doch niet buiten de verschansingen terdten.’ Is hij dan geen vrijzinnende mensch meer? 't Doet, antwoordt men, want geschiedmatig blijft hij vrij, d.w.z. in de mate en onder 't merkteeken hem daartoe door zijnen tijd opgezet.
Geheel deze huishoudkundige opvattinge van de geschiedenis hebbe ik uiteengedaan naar Karl LamprechtGa naar voetnoot(2).
't Is inderdaad Heer Lamprecht, thans hoogl. te Leipzig die, na sommige pogingen sedert 1888 door anderen aangewend, eindelijk met dit stelsel voor goed opkwam. Hij smokkelde 't eerst binnen ten jare 1891.... in zijne ‘Deutsche Geschichte’. Hij wierd bestrêen, streed tegen, en verduidelijkte alzoo meer en meer zijn wijze van bewerkenGa naar voetnoot(1).
Hem teenemaal goed- of kwaadkeuren en mogen wij niet. Inderdaad: Inrichtingen van daden opmaken, stelselmatig opvolginge van algemeene werkingen daarstellen als voorwerp eener geschiedkundige samenschikkinge; daarbijals onderwerp daarvan een volksziele uitdenken om een bedrijvende oorzake van die werkingen te hebben, is ongetwijfeld redewezens scheppen, die ook meer niet 'n zijn als redewezens. Zulke dingen werkwijsmatig veronderstellen, om een beginsel van eenheid in de algemeene geschiedenisse te steken, is toegelaten - 't spreektGa naar voetnoot(2); - en de veronderstellingen, die wij hier behandelen, zijn zelfs misschien het beste dat men tot heden op gebied van uitleg der algemeene geschiedenisse uitvond. Maar het valt te vreezen dat men te verre schrijde en zegge: ‘algemeene geschiedenisse is voor ons zoo of zoo en enkel alzoo uitlegbaar,... en bijgevolge aldus is zij inderdaad gebeurd!’ Dit ware ongetwijfeld niet redematig. Even kwalijk ware 't, ten behoeve van dien uitleg, geschiede daden te versteken die tot dien uitleg niet 'n kunnen overgewrongen worden; - of, ook nog ten behoeve van dien uitleg, een werktuigelijke en onweerhoudbare stuwkracht in den ontwikkelingsgang der beschavinge te willen vinden; - alsmede tot drijfveer der voortwendinge van de beschavinge, aleen den dwang van huishoudelijke omstandigheden te aanveerden. Niet enkel van brood 'n leeft de mensch.
Heer Lamprecht's uitleg hier voorhanden 'n moet voorenuitgezeid niet meer afdoende en onverbeterlijk heeten als vijftig andere uitleggingen die reeds versleten zijn. Gelijk die kan hij aan gebreken lijden. Wij verstaan dus, dat zijn uitleg stuiken kan op menige daden van de algemeene geschiedenisse waarmede hij geenen weg 'n weet. Geren nemen wij aan, dat enkele van die onherleidbare, zuiver toevallige en afzonderlijke daadzaken noch belang noch gezag 'n genoten over de algemeene geschiedenisse; maar eer dat wij aan één geschiedboeker het recht toekennen al die daden uit te sluiten, zal hij hoeven ons aan te toonen stuk voor stuk, dat geen ééne van deze in zijnen uitleg meêtellen 'n mag... of zal hij rechtzinnig bekennen moeten dat door zijn gezeiden uitleg geene algemeene geschiedenisse opgericht 'n kan wordenGa naar voetnoot(1). Waarom daarbij teenemaal den persoon of zelfstandeling versmoord in den vloed der maatschappelijke gesteldheden? Hij is 't die leeft, hij die denkt, hij die wilt, hij die verandert en die verbetert, misschien wat zijn voorzaat kwalijker deed, en dat alles doet hij vrijGa naar voetnoot(2), hij, en niet het redewezen dat wij bij onze rede gelieven boven hem te scheppen. Waarom dan vooraf beslist dat nooit hoegenaamd iemand iets vermag te willen en te volvoeren dat buiten of tegen den wille van anderen gebeurt, en nochtans doorweegt in de algemeene geschiedenisse?
Dat ware dus mis!
't Zal beteren! van een anderen kant toch willen wij geren het ware tegenover 't betwistbare aanstippen: we willen aannemen, dat men in 't werk van één man of in 't werk van meer lieden bestatigen kan dat de menschen dooreen genomen, in zulke of zulke omstandigheden altijd zus of zoo gehandeld hebben; daarvan zelfs zal men met recht de schuld mogen gaan zoeken in een zoogezeide zedelijke wet, die men daaruit en daartoe optimmert.
Doch nogmaals wille men wel verstaan, dat die wet hoogstens een afschilderinge is van vorige drift en geneigdheid; doch dat ze niet een vooruitgestelde geschiktheid was die op eenerhande wijze en onbedwingbaar het menschdom meêtrok en ontwikkelde. Enkel zielloos goed en onredelijk gedierte, maar geen menschen kunnen aldus voortgewenteld wordenGa naar voetnoot(1).
Of is men bekommerd de geschiedenisse anderszins niet meer te kunnen uitgeven voor eene wetenschap? Omdat ze anders bezig blijft met losse en ongestadige daadzaken? Geene wetenschap immers zonder vaste wetten’!Ga naar voetnoot(2).... Och! De wetenschap! men bepale of bestake ze anders dan ‘een samenstel van vaste wetten’, en men zegge: Liever is ze (en ook de geschiedenisse) een beredend stelsel van vastgewetene kennisse;... en dat zal voldoende zijnGa naar voetnoot(3).
('t Vervolgt)
- voetnoot(1)
- Vgl. Kurth in Arch. Belges I, 22.
- voetnoot(1)
- Vgl. Lamprecht, Die Culturhistorische Methode. Berlin, (1900).
- voetnoot(2)
- Vgl. Lamprecht ‘Les études historiques en Allem.’ (vertaald door Tonnelat) in Rev. de Synthèse hist. (1V00) I bl. 22-26.
- voetnoot(1)
- Vgl. Pirenne, Une polémique historique en Allem. in Rev. Hist. (1897) lxiv, bl. 50-57. - Léon Leclère, La théorie historique de M. Karl Lamprecht, uittreksel uit Rev. de l'Univ. de Brux. (1898-99) iv: 25 blz.
- voetnoot(2)
- Vgl. (Soc. pour le progrès des ét, Philol. et Hist. Brux., Ann. Bull., 1900, bl. 119 en 124).
- voetnoot(1)
- Vgl. Langlois-Seignobos voornoemd, op bl. 212.
- voetnoot(2)
- Vgl. bovengemelde Soc. Philol. Hist., op bl. 115,116 vlgg. - A.C., Le matérialisme historique in Collationes Brugenses (1900), v, op bl. 254.
- voetnoot(1)
- Vgl. A.C. in Coll. Br. op bl. 254 vlg.-Soc. Ph. Hist., voornoemd.
- voetnoot(2)
- Vgl. Langl. - S.J op bl. 212.
- voetnoot(3)
- Vgl. Desmedt, S.J. ‘L'Hist. est-elle une science’; in Acad. roy. de Belg., Bull.; classe des lettres et sciences mor. et pol. (1899) op bl. 356, 380 vlg.