wanneer wij beweren, dat iemand die alleen Fransch kent, daarvan slechts een oppervlakkige en verouderde kennis kan verwerven.
Tot staving van die meening laten wij hier enkele cijfers volgen:
In Just's Botanischer Jahresbericht, een Duitsch tijdschrift waarin ieder jaar een volledige bibliographie wordt gegeven van al hetgeen over plantenkunde in alle landen verschijnt, nemen wij de lijst voor pharmaceutische en technische plantenkunde, jaar 1896 (verschenen in 1899); wij vinden 1158 titels vermeld; daarvan 170 of ongeveer 15% in het Fransch, 52 of ongeveer 4, 5% in het Nederlandsch.
Wanneer wij het aantal Fransch-sprekenden in Europa op 42 millioen schatten, overdrijven wij geenszins: dit brengt ons tot ongeveer 4 titels per millioen inwoners. Nederland telt 5 millioen inwoners en heeft 52 titels, dus ongeveer tien per millioen inwoners, dus betrekkelijk veel meer. Onder de 170 Fransche titels vinden wij al hetgeen België in 1896 op dit gebied heeft voortgebracht. Sedert 1896 heeft het gebruik van het Nederlandsch als wetenschappelijke taal zich in België aanzienlijk uitgebreid. Het is dus te voorzien dat het aandeel van onze taal in de wetenschappelijke wereldlitteratuur in 't vervolg zal aangrôeien ten koste van het Fransch, hetwelk daardoor nog van zijne belangrijkheid zal verliezen.
In het werk van Georg Duncker, die Methode der Variationsstatistik (1899), vinden wij de bibliographie van het behandelde onderwerp. Op 111 titels zîjn er 5 van Fransche werken: daarvan 1 geschreven door een Zwitser, 3 door een Vlaming (Quetelet) en 1 door een Hollander. Op dit gebied wordt het Fransch door het Nederlandsch verreweg overtroffen. - Ik meen niet dat men moderne Fransche boeken zou kunnen noemen, die kunnen opwegen tegen Nederlandsche werken als b.v.: De insecten, door Oudemans; - Onze Vlinders, door Ter Haar; - de landbouwdierkunde, door Ritzema Bos; - de Oost-Indische cultures, door Greshoff; - de uitgaven van het ‘Koloniaal Museum’ te Haarlem; - de Scheikunde, door Holle, man, - enz. Men weze overtuigd, dat de voorbeelden, die wij hier hebben aangehaald, geen uitzonderlijke gevallen zijn, die wij zouden uitgekozen hebben tot staving van onze stelling. Wie eenigszins vertrouwd is met de tegenwoordige wetenschappelijke beweging zal getuigen, dat onze voorbeelden een getrouwe weerspiegeling van de werkelijkheid geven.
Aldus Hgl. Mac Leod, in de Verslagen en Mededeelingen der koninklijke Vlaamsche Taalvroedschap, 1901, bl. 542 vlgg.
IN de onlangs verschenen afzending (ophanging - opkuiven) van het Woordenboek der Nederlandsche Taal wordt voor het w. opheffing de volgende beteekenis opgegeven:
‘In den Roomsch-Catholieken eeredienst. Bij de Mis. Het omhoogheffen, bij wijze van offerande, van de pateen waarop de hostie ligt en van den kelk met wijn en water, die door de woorden van de Consecratie zullen veranderd worden in het lichaam en bloed van Christus,