Biekorf. Jaargang 12
(1901)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 313]
| |
O.-L.-Vrouwdieren en -bloemenDE ‘Zondagbode van het Bisdom Brugge’, in zijn 36ste tk, op den 8sten in Herfstmaand 1901, deelt ons in eene lieve bijdrage twee zeisels meê over Onze Lieve Vrouw. Woordelijk nemen we 't volgende over, wegens de zwaluwen: ‘De 8ste September, dag waarop de H. Kerk de geboorte van O.L. Vrouw viert, was eertijds in sommige streken van Vlanderen gekend onder den naam van zwaluwenafscheidsdag. Vroeger was het zelf eene gewoonte rond dien tijd groote papieren draken op te steken, beschikt, in de meening van het volk, om de zwaluwen gezelschap te houden in hunne verre tochten over zee. Die vogeltjes komen hier aan met de Meimaand, maand aan O.L.V. toegewijd, en beginnen ons in geheele benden te verlaten met O.L.V. geboorte; volgens eene godvruchtige meening gaan zij in verre streken, waar O.L.V. niet gediend wordt gelijk hier, bewijs gaan geven van hunne liefde en onze godvruchtigheid tot haar; daarom waren de opgestekene draken versierd met beeldekes der H. Maagd en kenspreuken te harer eere om ze ginder te doen welkom zijn als woordvoerders der zwaluwen.’ Bijgevolg zijn de zwaluwen ‘vogels van O.L. Vrouw’ omdat ze met Mariamaand hier toekomen, en omtrent O.-Vrouwengeboorte van hier vertrekken. In Rond den Heerd xxiv, 115, vinden we een andere reden van hunnen toename. Daar staat te lezen: ‘O.L. Vrouw heeft veel moeten reizen en verre vluchten. - Maar hoeverre zij ook reisde, hoe rap zij ook vluchtte, altijd was er eene zwaluw bij haar die haar overal vergezelde. Daarom is de zwaluw de vogel van O.L.V., daarom brengt zij geluk aan 't hof waar zij verblijft.’ Wellicht is dit tweede vertellingske een vervolg van | |
[pagina 314]
| |
't gedacht waaruit het eerste ontstond, te weten 't gedacht dat de zwaluw op de O.-Vrouwdagen aankomt en vertrekt. Nog in bovenvermelde Zondagbode vinden we een tweede zeisel, innig verbonden met het eerste; t.w. over de Haagwinde of het O.-Vrouwenglazeke. ‘Den avond van 8 September vergat men niet te drinken op de gelukkige reize der zwaluwen van O.L.V.; en de meiskens mochten daartoe geen glas noch eenig tinnen of porceleinen vat gebruiken, maar zij moesten drinken uit den kelk van een bloemken, O.L. Vroutvenglazeken genoemd, ter gedachtenisse van de volgende legende die in geheel Vlanderen bekend is.’ Dan volgt het zeisel; ik geve het met 2, 3 woorden: Met de nachtevening van den herfst geraakt een voerman versteld in eenen eerdeweg tusschen twee doornhagen. De Moeder Gods, in arme vrouw gekleed, komt bij en zegt: ‘'k heb dorst, geeft me te drinken, en ik helpe u voort.’ - ‘Ocharm, Vrouwe, 'k en hebbe niets te drinken!’ antwoordt de landman; maar tezelfdertijde hoort hij zwaluwen voorbijvliegen en op een bronnewater pletsen, dat hij nooit bemerkt en had. Blijde loopt hij toe... ‘maar Vrouwe,’ zegt hij, ‘waar nu een glas gevonden om uit te drinken?’ O.L.V. glimlacht en trekt eene haagwinde uit, met een bloeme op, die wonderwel op eenen kelk gelijkt. In die bloeme, als in een glas, schept de voerman water; Onze Vrouw neemt dankend aan, drinkt haar glazeken uit en werpt de ranke met het bloemke ringsom de asse van 't wiel. Meteen is 't wiel aan 't draaien en de wagen rijdt voort. ‘En te dier gedachtenisse is het, dat in eenige dorpen van ons Vlaanderen, de meiskens op O.L. Ven geboorte tikken en drinken uit zulke bloembekerkes, in eene ronde dansen en zingen: Aan Ons Lieve Vrouwen geboort
gaan die lieve Zwaluwen voort.’Ga naar voetnoot(1)
| |
[pagina 315]
| |
Toen ik die vertellinge las, herinnerde ik me hetzelfde zeisel over de haagwinde ook in een Franschen leesboek tegengekomen te zijn. 't Was in Elzaten voorgevallen, waar die bloeme ingsgelijks heeten zou le verre fleuri de la Mère de Dieu. Daar was 't in de Bloeimaand; de voerman had de ‘Beê’ gelezen nadat zijn wijnwagen stakevast was blijven zitten; O.V. trad te voorschijn in rijke vrouwe verkleed; en daar de man wijn voerde, had hij geen water vandoen om drank te kunnen aanbieden. Ook 'n hebben de zwaluwen hier niets in te piepen gehad. 't Overige ging gelijk in 't vorige zeisel. Nog een dergelijke vertellinge vond ik in Rond den Heerd VII, 175 vlg., maar best gelijkend op deze laatste voorstellinge: 't is ook een wijnvoerder, (maar een die geen Beê 'n doet), die in den weg blijft steken en O.L.V. een bloemglazeke wijn mag aanbieden. Als uitleg voor O.L.V. glazeken heeft de steller in Rond den Heerd het volgende in aanteekeninge gezet: ‘Een blommeken dat den vorm heeft van een scherp lang dreupel- of wijnglazeken. Men heet het nog Ons Heeren hemdeken, ofwel Hemdeken zonder naad, convolvulus arvensisGa naar voetnoot(1).’ En hij verwijst naar De Do's Idioticon op 't w. Hemd. | |
[pagina 316]
| |
Het glazeke kennen we nu; hoe is 't een Hemdeke geworden? Omdat het wit is? J. Vanden Woude |
|