Biekorf. Jaargang 12
(1901)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 303]
| |
IIEen krans is 't
van roozen
die nooit en vergaan;
die winter
en zomer
in bloei blijven staan.
| |
III't Zijn blommen
des herten
gebeden zijn 't al;
verschillig
van verwe
van weerde en getal.
| |
IVVan witte is
de blijdschap,
van roode 't verdriet,
van goudene
roozen tri-
omph het bedied.
| |
VIHun blijdschap
Hun smerten
Hun glorie vermeldt
die biddend
den roozen-
krans beiert en telt.
| |
VIIHij bidt en
vereert Hem
die leed en die stierf,
en, stervend,
ons allen
het leven verwierf.
| |
VIIIHij bidt en
vereert Haar
die Moeder en Maagd
heeft God als
een geestlij-
ke rooze behaagd.
| |
IXHij bidt, en
verdient, door
Maria, de kroon
die Jesus
hem geven
zal, voor zijnen loon.
| |
XKomt, vlecht dan
Maria
den roozenkrans; al
dat gaat door
heur handen
Gods Hert vinden zal!
............
Guido Gezelle Kortrijk, 1883 |
|