Een woord dat voor taalkunde even onschatbaar is als voor geschiedkunde. En liever als zulk een schoon oud erfdeel blij en bezorgd te bewaren, doet men nu al dat in eens macht is om het weg te krijgen. 't Is ‘trivial’! Heere toch! Dan moeten we bijna geheel Brugge veranderen.
En insteê daarvan stelt men ‘Bloemstraat’! 'k Vrage 't eens, is er iets meer ‘trivial’? Willen die heeren wegendoopers nog namen van dat slag, dan zijn er bij duizenden.
Dat ze maar de volgende uitvagen: 't Blindezelstraatje, de Gapaardstrate, de Ezelstrate, 't Kemelstraatje, 't Balsemboomstraatje, de Oliebane, 't Gottje enz, enz...
Ze kunnen zetten: Boomstraat, Waterstraat, Regenstraat, Vuurstraat, Stoomstraat en nog andere stomme straten! Evenzooveel namen die. niets en leeren en niets en herinneren. Toen zal 't oude Brugge een keer schoone zijn.
Tot heden toe 'n was er gewis maar één Keteldreve; overal waar men dien naam hoorde uitbrengen herkende men aanstonds de Brugsche dreve! Maar spreekt me nu van ‘de Bloemstraat’! 't Kunnen er vijftig en honderd zijn in West-Vlaanderen aleene!
Heele dagen wordt er door diezelfde heeren geklaagd en terecht dat de menschen onthecht en ontworteld geraken uit hunnen thuis, omdat ze te lichtveerdig 't ouderlijke en 't erfelijke eruit bannen en door nieuwerwetsche prullen vervangen. Zoo komt het dat goede overleveringe afgebroken wordt, en medeenen een stevige waarborg van maatschappelijke vrede en welstand. En wat is eene stad, een vlekke anders dan een groote thuis? Ieder hoek of kant, weg of wegel, ieder pad, ieder gracht heeft zijnen naam op den buiten; en zoo sommig volk hem niet en kent, dat ze hem leeren kennen! Dan en is dit toch geen reden om 't volk van 't geweste op eigen erve vreemde te maken. 't Gaat al zeere genoeg. God gave dat het min zeere ging!
't Is jammer dus voor tale, geschiedenisse en eigen aard.
En daar we nu doende zijn over 't geven van namen aan de wegen, nog iets.... iets anders.
Als men een ouden weg in stad inneemt, dat men dus den naam gerust late; maar als 't gebeurt dat een nieuwe weg gebaand wordt, waarom en zoeken de heeren, die hem doopen, niet taalkundig te werken? Zelden maken ze namen die zoo wel gelukt zijn als Zeebrugge. Meestendeel komen ze uit met ondietschheden lijk Brugge-Noord instee van Noord-Brugge (Vgl. De Gaz. v. Brugge op 4den in Koornmd. 1900, en Biek, XI, 304); oftewel smeden ze daar iets aaneen dat onuitspreekbaar is. Zulke laatste handelinge in 't bijzonder is niet verstaanbaar. De wegnaam is gemaakt ten gebruike en ten gemak ke van 't volk. En die heeren zien uit hun oogeputten dat 't volk deze mankgeboren namen nog meer zal verminken, en heel iets anders zeggen als wat die heeren geern zouden hooren. Een voorbeeld: Is het altijd goed menschennamen aan wegen te geven? Heel dikwijls zijn die namen geen namen. 't Moest nu onlangs instee van Koeisteertstraat, die een geschiedkundige naam is (Vgl. Verschelde, Rues.. bl. 125), een ander naam komen. 't Was Pourbusstraat te wege. En spreekt me die ...usstr... uit! Nu, elk ging daarmee den grooten