- Te Steene, op uw rechterhand als ge gaat van 't nieuw spoorhof naar 't dorp, ziet ge een hoogte; de lieden noemen ze de ‘Stelle’. Die naam in 't Noorden verraadt een toevluchtsheuvel (vgl. aldaar op bl. 28).
- Onlangs werden te Nieuwpoort grafsteen ontdekt. Erg oud 'n zijn ze niet. (Vgl. aldaar op bl. 29).
- Naar Coolscamp is men ook gaan de mote onderzoeken, bij de hofstede ‘'t Kasteelhof’: die mote telt 6 meter hoogte en beslaat een oppervlakte van 142 meter omtrek. Men wrocht om van langs hoven daarin, doch 'n vond niets. Men lei dan den voet open en haalde deugdelijke grondvesten bloot, gemetst uit blok- en baksteen. Daar zal waarschijnlijk 't slot op gestaan hebben der heeren van Lichtervelde (vgl. aldaar op bl. 31-32).
- Te Caneghem tegen den ‘ouden Wal’ lag een gemetste put, zoo wist men te zeggen. Hij wierd gezocht, gevonden, uitgeijdeld,... doch bood niets te rapen (vgl. aldaar op bl. 32).
- Eindelijk te Denterghem (vgl. Biek. XI, 80) heeft men een twintigtal dagen lang voortgedolven achter de reeds ontdekte moerlandwoonste. Zulke huizen, naar men weet, stonden geschoord op staken in de zompen. Over een brugge toog men daaruit op vasten grond. Welnu men heeft voortgegraven eerst daar waar men reeds de schooren tegengekomen was; en dan, daar waar de brugge op vasten grond steunde, waar men alreê een eiken voetstuk van die brugge gevonden had. Twee en drie meter diepe is men moeten gaan. Maar ook was 't de moeite weerd; de scherven lagen er dikke. Meest, te oordeelen naar hun uiterlijk, uit den steen-, den brons-, en den ijzertijd: een vijftigtal stukken keisteen: schrepers, schichtpriemen, messen, enz.. Van beenderenswege: ossenribben die tot slijp- en glimtuigen gediend hadden, een brokke schaatse van horsenbeenpijpe, drijf- en steeknaalden, en een hakke van herthoorn.
Alsdan uit den bronstijd gewis: draden, schroefsgewijze gewrongen, een verhalvemaande slinger met toegeslagen kop, en een armring die openstond, die vol was en met reken stipkes opgetooid.
En wie heeft er dit alles beloopen? - Moet men het vragen? God gave dat E.H. Jul. Claerhout nog lange alzoo zoeken mocht... en vinden!
‘HEEFT Stevin (d.i. Simon Stevin, geboren te Brugge in 1548) door zijn ontdekkingen op wis- en natuurkundig gebied zich eene Europeesche vermaardheid verworven, op één terrein verdient hij evenwel speciaal door Noord- en Zuid-Nederland te worden gehuldigd en wel op het gebied van de taal.
‘Is Jan Frans Willems gehuldigd als de vader der Nederlandsche taalbeweging, Stevin is voorzeker als haar voorlooper en baanbreker te beschouwen.
‘Hij schreef niet in de taal der geleerden, maar in de zuivere volkstaal.