Biekorf. Jaargang 12
(1901)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
In zijn Westvlaamsch Idioticon schrijft De Bo ‘Patijn (wvl. Patine) v. kloef, holblok, houten schoeisel, fr. sabot: doch vooral een holblok, die licht en fatsoenlijk gemaakt is, en meest met eene lederen riem vast boven den wrijf van den voet....’Ga naar voetnoot(1). Te Brugge moesten in vroegere tijden de patijnen ook bekend zijn, aangezien er daar een ‘gilde van patijnmakers’ bestond. Maar nu is dit woord verloren en men spreekt er alleenlijk nog van kloefen en kloefenkappers. Over de oude Brugsche gilde der patijnmakers is tot hiertoe, mijns wetens, weinig of niets gedrukt. In ‘Inventaire des archives de la ville de Bruges par L. Gilliodts-van Severen’ vind ik de patijnmakers vermeld op bladz. 162 van het vierde deel. We hebben daar eene rekening van de oude halle over het jaar 1630, en de patijnmakers staan er aangemerkt tusschen andere ambachtsliedenGa naar voetnoot(2). Wat hier volgt komt uit de oorkonden die bewaard worden in de kerk van de Heilige Magdalena te Brugge, en die, voor zooveel ik het wete, nooit noch nergens uitgegeven werden. De nering der Brugsche patijnmakers liet hare goddelijke diensten verrichten in de kerk der H. Katharina, die dan buiten en bij Brugge tusschen de H. Katharinapoort en de Gentpoorte stond, en die later binnen Brugge verplaatst wierd, en nu, sedert honderd jaren, de H. Magdalenakerk genaamd wordt. Hun patroon was Sint Adriaan, de martelaar, wiens dag in Lentemaand komt. Maar uit eene oorkonde, die hierna ten deele overgedrukt staat, weten we dat er twee | |
[pagina 150]
| |
Sint Adriaansdagen waren, namelijk den 4den in Lentemaand en den 9sten in Herfstmaand. In de oorkonden is er sprake van ‘eene Capelle van Sinte Adriane, binnen der voors. kerke’ van de H. Katharina. Die stukken zijn van den tijd toen de kerk nog buiten Brugge stond. Heel waarschijnlijk zal er later, als de kerke binnen de stad stond, ook een bidstêe in geweest zijn, aan den H. Adrianus toegewijd, waar de patijnmakers hunne goddelijke diensten lieten verrichten. In een rekeningboek van 1519 tot en met het jaar 1541 staan ze jaarlijks vermeld onder de hoofding ‘ontfanc van ghilden’. De helft der inkomsten van de nering kwam aan de kerke toe. In 1521 lezen we ‘van eender wassen vrouwe, die in Sint Adriaens-Capelle stondt, die int gheheele wouch LXXX pondt’. Die ‘wassen vrouwe’ werd verkocht, en de helft der opbrengst aan de kerk uitgekeerd. Dan hebben we nog drie stukken over giften en over schikkingen om op zekere dagen den disch te doen dekken en kerkelijke diensten te doen verrichten. De oudste oorkonde, die we over de patijnmakers gevonden hebben, is van 1483Ga naar voetnoot(1). Geeraard Hughe, lid van den eed der gilde, en zijn vrouwe Margriete bezetten aan de gilde van Sint Adriaan een eeuwige rente van 10 schellingen grooten tôrn, losselijk den penning achttiene, op een huis staande aan de noordzijde van de Moerstrate. Te dien tijde was Jan Vander Sluse deken der gilde. 4. Nov. 1483. - Dit was ghedaen int jaar M. CCCC. drie ende tachtentich op den vierden dach van Novembre. | |
[pagina 151]
| |
Brugghe, of den gheunen, die naermaels deken vander zelver ghilde wesen zal, ter voors, ghilde bouf, up een huus, met datter toebehoort, staende inde Moerstraete....’ Dit huis stond aan de noordzijde van de Moerstrate, backten het huis dat vóór 1483 toebehoorde aan ‘Meester Claise Scaercolf, priester’; nevens het huis dat toen toebehoorde aan ‘Joncvrouwe Katheline Colaerd de Socers, weduwe’ langs den eenen kant; en nevens het huis dat aan den ‘heer Jan Van den Hauwe, priester wijlen’ was, langs den anderen kant. Weinige dagen nadat bovengemelde oorkonde uitgegeven en bezegeld was door de schepenen van Brugge, wierd er door de gilde der patijnmakers eene andere verveerdigd, tot antwoord aan den heer Geeraart HugheGa naar voetnoot(1). Op de twee Sint-Adriaansdagen, in Herfst- en in Lentemaand, zou men in de kerke van Sinte Katharina buiten Brugge eenen disch stellen van 12 provenen. Ten eeuwigen dage ook zal in de voorzeide kerk, in de kapel van Sint Adriaan aldaar, daags na de Sint-Adriaansdagen, een gelezene mis gedaan worden over de ziel van Cornelie, ‘Pieter Swevers dochter, Aernoud De Moyens weduwe’. In die mis moet de deken met drie vinders of andere Ieden der nering het derde van een pond offer was komen offeren. 26 Nov. 1483. - Gemaakt ‘int jaer M. CCCC. drie ende tachtentich up den zesse ende twintichsten dach van November. Wij, Jan Vanden Slusen, deken, Philips De Witte, Danneel Vanden Buxe, ende Jan De Corte, vinders vander neerrynghe vanden patinnemakers binnen der stede van Brugghe’ beloven aan Geeraard Hughe, omdat hij ten voordeele der nering eene bezetting gedaan had ‘ten eeuweghen daghen te doen stellene binnen der kerke van Sinte Katheline buten Brugghe ten dissche aldaer, telken up Sinte Adriaensdach, commende den neghensten in SeptemberGa naar voetnoot(2), eenen disch van twaelve provenden, | |
[pagina 152]
| |
elke provende waerdich zijnde drie grôn. Ende ooc in tsghelycx up Sinte Adriaensdach commende den vierden dach in Maerte daer naer noch eenen anderen disch van twaelve ghelycke provenden waerdich als boven......’ De disch kreeg vier provenen, de nering vier en de bloedverwanten der weduwe van Arnoud De Moyens ook vier. Vond men geene bloedverwanten meer van deze laatste, dan kwamen die vier provenen aan de nering over. ‘Beloven voord over ons ende over onze naercommers, ten eeuweghen daghen te doen doene binnen der voors. kerke, binder capelle van Sinte Adriane aldaer, sdaghes naer Sinte Adriaensdaghen voors., eene lesende messe van RequiemGa naar voetnoot(1) ende aldaer ten zelven messen te doen wesene een dardendeel van eenen ponde offerkersen. Daer telken ghehouden zullen zijn te commen offeren de dekene ende drie vinders vander voors. neerynghe, of andere persoenen, vander zelver neerynghe in haerlieder stede. De welke wij gheloven te ghevene telker voors. messe, over haerlieder moeyte, achte grôn. Ende daer eenigh ghebrec daer in viele, zo zullen de zelve acht grôn bekeerd ende ghegheven worden den voors. dissche, omme die, biden dischmeesters, den aermen vanden dissche in aelmoessenen ghegheven te wordene’. Daar is nog een derde oorkondeGa naar voetnoot(2) van den 18den in Herfstm. 1502. Vóór den Notaris Philippus Mittins droeg Willem Vanden Voorde, F. Jans De Makelare ‘drie chaerters van ghiften’ op, aan de dischmeesters der H. Katharinakerk, ten voordeele van den disch, over goederen, die hij op de ‘prochie van Oorscamp’ bezat. Hij deed het ‘ter eeren van Gode, Marye, zynder liever Moeder, mijn heere Sint Adriaen, ende alle den hemelschen gheselschepe’. Na Willems dood, moest er jaarlijks, een plechtig jaargetijde gezongen worden; maar ‘es te wetene, dat also langhe als de voors. Willem leven zal.... zo zal men alle jare, smaendachs naar Sinte Adriaensdach in September, eene misse van den helighen Gheest doen met vullen choore ende orghelen, in stede van den voorn. jaarghetyde’. Daarbij waren de Patijnmakers tot toezieners | |
[pagina 153]
| |
der stichting aangesteld, en daartoe werd het volgende bepaald: ‘Item voort noch te gevene alle jare den deken ende den eedt van Sint Andriaen aldaer, binder voors. kerke, twaelf scellyng. paris., als voor tregart ende het toesien, dat zij hebben zullen: of men alle jaeren den voors. dienst doet, ende den disch stelt ende cleed in werden also voorseid es. Dus werden zij ghehouden te commen offeren ter voors. messe, ende den disch te visenterene: of hij ghestelt ende ghecleed es, in werdden als vooren. Want waert dat zo ghebuerde, dat God beschermen moete, dat de voors. dischmeesters, ofte huerlieder naercommers voors. in ghebreke waren van te vulcommene ende te onderhoudene dus voorseid es, ofte in eenich pont van die: zo zullen de voors. deken ende eed van den voors. ghilde van Sint Adriaens hand mueghen slaan ande voors. besettynghe, ende trecken die thuerlieder waert, omme alle de voorscreven pointen zelve te vulcommene, ende den dienst te doen doene aldaer als vooren. Ende hebben voordan zelve alle de administratie van den provene te stellene in huerlieder cappelle, ende de teekens te zendene ende de prouffijten vander besettynghe te heffene, als de voors. dischmeesters hadden. Item voort den clerc vander voors. ghilde te ghevene. voordat hy den deken ende den eed vander voors. ghilde, tsnavens te vooren, alsmen t'sanderdaechs, de voors. messe, van Requiem ofte van den heilighen Gheeste doen zal, vermanen zal, omme te commen offeren: drie scellinghen paris. Daar is hetgeen we gevonden hebben over de gilde van mijn heere Sint Adriaan, of de nering der Brugsche Patijnmakers. Wisten anderen er meer over, 't ware aangenaam het te vernemen. L. Ghys |
|