We zijn bewust dat de zinnen aan 't werk zijn, bewust ook van de oplettendheid daarmeê ze aan 't werken zijn; ook beseffen we nu geheel klaar het verschil tusschen de verledene verschijnsels van onzen droom en de tegenwoordige waarnemingen onzer zinnen. - Geen twijfel meer, we zijn wakker.
Onze eerste, onduidelijke zinnenindrukken zijn nu door duidelijke waarnemingen onder 't geleide der rede waargekeurd.
Maar in den slaap is dat teenemaal onmogelijk: de zinnen, en daardoor ook de rede, zijn in hunne werkdadigheid verhinderd, met zulk gevolg dat de verschijnsels der verbeeldinge, door geen een ander vermogen gekeurd zijnde, en bijgevolg ook niet tegengesproken, noch gelogenstraft, voor waarheid en wezentlijkheid aanveerd worden en aangenomen.
't Gevolg daarvan is gemakkelijk om raden. Is de verbeeldinge los en ontbonden, 't en kan schier niet anders of de zinnelijke wille zal ook wakker zijn en werkzaam. Staat die wille nu voor iets dat als waar en wezentlijk aangeboden wordt, onvermijdelijk en onweêrstaanbaar zal ze daar gadinge of afkeer voor gevoelen, volgens dat het verbeelde voorwerp haar bevalt of niet.
Dezelfde driften, die we, wakker zijnde, voelen ontstaan omtrent de dingen die de zinnen waarnemen, wellen ook in ons op binst den slaap, omtrent de verbeelde dingen die in onze droomen voorkomen. Bovendien, is 't dat de verschijnsels der verbeeldinge levendig genoeg zijn, de zinnelijke wille, onder den dwang van de hevige aandoeningen en geweldige driften die daarop in haar ontstaan, zal de spieren waarover zij gebiedt en bevel voert in roere zetten, en ons al de bewegingen doen uitvoeren door de gedroomde verschijnsels ingegeven, net lijk als we zouden wakker zijn.
Beeld u in dat uw huis afbrandt. Zoolang ge dat aanschouwt in uwe verbeeldinge, als in eene schilderij, ge en zijt niet het minste ontsteld. Waarom? Omdat ge bewust