Mingelmare
EENE oude vrouwe van te lande las luidop over de uitvaart van de engelsche koningin Victoria, in het volksblad: Het nieuws van den dag van Dinsdag 5 Februari 1901. Er was sprake van de peerden, die de doodkist moesten vervoeren.
‘Op 't oogenblik dat de lijkstoet zich in beweging zette, weigerden de peerden, die aan het kanon gespannen waren, eenen stap te verzetten! Al de pogingen om de dieren vooruit te krijgen, bleven vruchteloos, men moest ze uitspannen..... Matroozen van de engelsche vloot waren verplicht het kanon met de lijkkist naar het kasteel van Windsor voort te trekken.’
- ‘Dat is wonderlijk,’ zeiden daar eenige toehoorders.
De vrouwe keek op. In hare oogen blonk iets aardigs, en ze zei op eene wijze, waar er nog meer overtuiging dan twijfel in lag.
- ‘Wie weet, wie weet of men niet vergeten had de peerden te vermanen, dat zij een lijk moesten vervoeren?’
- ‘'t Kan wel zijn,’ zeiden de anderen.
De vrouwe knikte nog eens, en zette hare lezing voort over al de plechtigheden van de lijkvaart.
Maar ik peisde op onzen geliefden Guido Gezelle, die in zijne ‘Kerkhofblommen’ ons zoo hertroerend gedicht heeft over Baai en Blesse, die met den witten wagen naar de uitvaartmesse moesten:
‘en gij,’ zegt hij, ‘Blesse en Baai,
moet een lijk naar 't kerkhof leiden,
Baai en Blesse, stille! fraai!
Schuimen zoudt ge en lastig zweeten
zoo 'k u zonder wete liet
van de mare, en zoudt verheeten
gaf ik u den zegen niet!’