Biekorf. Jaargang 12
(1901)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
[Nummer 4] | |
De Vlaamsche Volkzetting in Spanje en de Eeredienst van den h. Andreas
| |
[pagina 50]
| |
Dadelijk onder het beeld van St-Andreas staat, in 't Spaansch, het volgende vermeld: ‘Dit werk (dit altaarblad) is voltooid geweest toen kapitein Hopman Paulus de Lutzen - wiens huisvrouwe Dona M. Teresa Ricardo Ogven hiet, - hofmeester was van de Vlaamsche en Duitsche Natie ten jare 1623. Het wierd vernieuwd onder 't hofmeesterschap van Don Juan Lepin ten jare 1691’Ga naar voetnoot(1). Links den altaar hangt een beknopte inhoud van 't Pauzelijk voorrecht nopens 't vieren van den naamdag van den H. Andreas. Hierdoor wierd, in 1738, aan de Vlamingen toegelaten, op den eersten Zondag van den Advent, aldaar eene misse te doen ter eere van ‘hunnen patroon, den roemrijken godsgezant Andreas’Ga naar voetnoot(2). De sluitsteen dezer bidsteê draagt op een schild het zinnebeeld der volkzetting: een kruis van den H. Andreas. Volgens 't zeggen der Heeren Knudden en Giroult, vierden eertijds de kooplieden der Vlaamsche Natie, ieder jaar, den naamdag van den H. Andreas met groote statigheid. Na de kerkelijke diensten vergaderden al de leden van 't St-Andreas genootschap (Hermandad de San Andrés) in de groote zaal van 't woonhuis der Hofhouders. Daar | |
[pagina 51]
| |
wierd een maaltijd opgediend, die dikwijls tot laat in den nacht aan sleepteGa naar voetnoot(1). Dezelfde redens, die ons hooger aanzetten om de opbouwing der gestichten van Sevilla, den H. Andreas toegewijd, aan de Vlamingen toe te kennen, doen ons ook tot hetzelfde besluit komen aangaande de kapel en 't altaarblad van Cadix. | |
Te Madrid.Den 6n in Koornmaand 1594, deed een rijke Vlaming, bekend onder den naam van Carlos de Amberes, (Karel van Antwerpen) ‘aan de Vlaamsche Natie en hare armen’ eene gifte van verscheidene huizen, langs den San Marcos weg gelegen. Na zijne dood moesten diezelfde woonsteden dienen ‘om de arme lieden zijner Natie te verkwikken en te herbergen’Ga naar voetnoot(2). Door zijne erf-stelling van den 9en in Slachtmaand 1601, bekrachtigde hij zijne gifte, en na zijne dood, in 1604, wierd zij aanveerd door de uitvoerders van zijnen uitersten wilGa naar voetnoot(3). Men viel weldra aan 't bouwen en 't nieuw gasthuis, met de aanbehoorende kerk, wierd onder de bescherming van den H. Andreas gesteld. Dit blijkt uit een handveste van Leo Pinelo, waarvan Burgos, een boekhandelaar van Madrid, in 't bezit is. ‘Gelijk verscheidene vreemde Natiën, zoo stelde hij, te Madrid, herberg- of ziekenhuizen voor de arme reizigers en de zieken van hun land deden oprichten, wilde de zeer edele Vlaamsche Natie hetzelfde doen. Met dit doel, stond een geboren Antwerpenaar, Carlos genaamd, zijne woon- | |
[pagina 52]
| |
stêe af en al zijne goederen. Hierdoor wierd hij als Stichter erkend en 't huis wierd onder de bescherming van den H. Andreas gesteld. Dit besluit ik uit een opschrift gesteld onder de beeltenisse van den Stichter, beneden het beeld van den Godsgezant: Koninklijk gasthuis van den roemrijken apostel St-Andreas om arme reizigers op te nemen die van de XVII gouwen komen en van de Nederlanden van den koning onzen heer en deze van Burgonden, ten jare 1606.’ Men begon den ophouw der kerk den 1en in Zaaimaand 1606 en den 21en van Slachtmaand 1607 kon men er de eerste misse doen. In 1656 wierd het gasthuis begiftigd met een kunstwerk van Rubens: de marteldood van den H. Andreas. Deze schilderij wierd geschonken door een Vlaamschen koopman P. Rambrecht, te Madrid gevestigd. Dit blijkt uit zijnen laatsten wil in 't jaar 1656 opgemaaktGa naar voetnoot(1). Dit eerste bid- en gasthuis stond in de ‘Calle San Marcos’. In 1862 wierd het afgesmeten. In 1877 bouwde men een nieuw gesticht in de ‘Calle Claudio Coëllo’. 't Nieuw gebouw wierd wederom onder de bescherming van den H. Andreas gesteld. Dit blijkt uit 't volgende muurschrift dat men in gemelde bidstêe lezen kan: Iglesia y hospederia de San Andres de los FlamencosGa naar voetnoot(2). 't Is in dit weldadigheidsgesticht dat nog ten huidigen dage onze behoeftige landgenooten binst drie dagen kosteloos geherbergd en gevoed worden. In geval van ziekte worden zij in de ziekenzaal van 't gasthuis toegelaten en verzorgd zoolang de ontsteltenis aanloopt. Om aanveerd te worden moeten zij slechts eene getuigenis aanbieden waarbij de Belgische landverbeeldschap kondmaakt dat zij Belgen zijn. Volgens de standwetten der stichting moeten de Belgen, in 't gasthuis aanveerd, dagelijksch eenen | |
[pagina 53]
| |
‘Onze Vader’ en eenen ‘Wees gegroet’ bidden tot zielelavenis van den StichterGa naar voetnoot(1).
***
't Komt mij voor, dat wij uit de aangehaalde handvesten en oorkonden met recht besluiten mogen dat de Vlamingen, in vermelde steden van Spanje verblijvende, eenen bijzonderen eeredienst moesten hebben voor den H. Andreas. Indien dat waar is voor de steden waarvan wij doorslaande bewijzen hebben, zou men niet geneigd zijn te denken, dat het in de andere steden van Spanje ook alzoo ging? Dit gedacht gaat ten anderen ook nog op andere gronden gesteund. Zooals wij hooger zagen: ‘het geslachtswapen dat gewoonlijk bij de Vlaamsche Natie in Spanje, in gebruik was, verbeeldde een rood kruis van St-Andreas op gulden veld. De Apostel Andreas was aanzien en aanroepen als ‘de eenige beschermheilige - unie o patron - der Vlaamsche Natie’. Eindelijk, in 1788, verleent de S.C.R. ‘aan de oude Vlaamsche Natie, die den H. Apostel Andreas als haren beschermheilige - por su patron - viert,’ de toelating om op den eersten Zondag van den Advent de eigendienstige misse te doen van den H. Andreas. Uit dit alles mogen wij, naar mijne bescheidene meening, opmaken, dat de Vlamingen in Spanje verblijvende, ten minste van de XVIe eeuw af tot op onze dagen toe, den H. Godsgezant Andreas meer dan eenig ander Heilige vereerden en als hunnen bijzonderen beschermheilige aanriepen. | |
[pagina 54]
| |
Maar waaruit komt die voorkeur der Vlamingen voor den H. Andreas? Hoys geeft daarover twee zienswijzen; wij vertalen: ‘Verscheidene boekstellers doen den eersten oorsprong dezer toewijding opklimmen tot de vermaarde zege, die de graaf van Vlaanderen, Robrecht de Jonge, den 28en in Zomermaand 1098 onder de muren van Antiochiën behaalde. De graaf weet deze zege toe aan de bescherming van den H. Andreas, dien hij vóór den slag aanroepen had. Ter herinnering dezer zege, deed de godvruchtige graaf eenige jaren later de abdij van St-Andreas bij Brugge bouwen’. ‘Wij 'n gelooven niet dat men dien oorsprong moet waarkeuren; 'tstaat ons waarschijnlijker voor dat het maar sedert de aankomst is van 't Burgondsch stamhuis, en bijzonderlijk sedert Philips den Goede, die bijna al de gouwen der Nederlanders onder zijn heerschap vereenigde, dat St Andreas de beschermheilige onzer gouwen geworden is. Van over oude tijden was St Andreas de bijzondere schutsheer van 't hertogdom en 't graafschap van Burgonden. Zijn kruis X, het St Andreaskruis of “kruis van Burgonden”, ging mêe met het wapenschild der vorsten dezer streken. Dit beschermschap kwam nog meer uit door het toedoen van Philips den Goede, die, toen hij 't Gulden Vlies instelde, St Andreas als bijzonderen beschermheilige van dit ridderschap aannam. Sedert dezen tijd bijzonderlijk, is 't St Andreaskruis en de eeredienst van dezen heilige, onder de bewoners onzer gouwen, algemeen geworden’Ga naar voetnoot(1). Zou er niemand gading gevoelen om wat nader te onderzoeken tot hoeverre die meeningen gesteund zijn? Tevens ware 't ook 't navorschen weerd, hoe de Vlamingen in hun eigen land den grooten godsgezant Andreas vereerden. | |
[pagina 55]
| |
Eindelijk behoorde men nog te onderzoeken of die eeredienst den Vlamingen uitsluitelijk eigen is geworden, immers of er geen andere volkeren waren of heden ten dage nog zijn, die eene bijzondere voorliefde voor dezen heilige betuigen. R.V.L. |
|