Biekorf. Jaargang 12
(1901)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOud en nieuw kruidwoordenboekARTISJOK, v., fr. artichaut, Cynara Scolymus, L. ‘Dit is een vreemdt gewas; in griecx heetment Scolymus ende in latijn Strobilus ende Cinara. Bi onsen tijden heetmen dit cruyt Arocum oft Alcocalum, Articocalus ende Articoca, ende daerwt compt sijnen naem Artichaut... Artichaut moet inde hoven geplant worden; in corte jaren herwaerts is hi hier int lant gebracht wt | |
[pagina 46]
| |
Italien ende wt Vranckrijck... Als de bladeren noch teeder ende ionck sijn, so eetmense gelijck Spargen oft CoraelcruytGa naar voetnoot(1) ende diergelijcke cruyden meer. De Italianen ende Franzoysen bereyden de opperste bollekens ter wijle datse noch ionck sijn, in haer spijse.’ Zoo staat het bij Fuchs, fo 308 te lezen; zijn werk wierd gedrukt in 't Vlaamsch te Basel, ten jare 1543... en bij De Vos (Flore complète de la Belgique, Mons, 1885) lees ik, bl. 28 van de Cynara Scolymus: ‘introduit en 1548’. - Fuchs was meer dan ‘op de hoogte van zijnen tijd!’ Men ziet ook dat Fuchs nog geen onderscheid miek tusschen de Cynara Scolymus, L. daar men de bloemstoelen van eet en de Cynara Cardunculus L. wier ‘middelste ribben oft zenuwen der bladeren door neerstigheydt ende konste vande hoveniers wit ende malsch ghemaeckt zijnde, voor een groote sonderlyckheydt ende leckernije met het bancket op tafel ghebroght ende met peper ende sout, als de rouwe Articiocken selve ghegheten worden’, zoo Dodoens fo 1134 ons vertelt. Dodoens ten anderen, en maakt ook geen onderscheid tusschen beide gewassen. Hij houdt zelfs de Cynara Cardunculus L. voor een verwilderde Cynara Scolymus L. ‘Men vindt’, zegt hij, fo 1133, ‘geen verscheyden oft bijsondere gheslachten van Cinara oft Articiocken: want de stekelighe ende doornachtighe soorte, chardons gheheeten, en is anders niet dan een verergherde ende afgaende Articiocke: ghemerekt dat sy van tselve saedt voortkomt, daer de ghemeyne ende onstekelighe Articiocken van ghekomen zijn.’ De hedendaagsche wetenschap en spreekt Dodoens niet tegen. Zoo, bij voorbeeld, schrijft Van Hall, bl. 121 van zijn voortreffelijk werk ‘Neêrlands Plantenschat’ (Leeuwarden, 1854): ‘Artisjok, Cynara Scolymus, waarvan de vruchtbodem en de vleezige bloemschubben gegeten worden en | |
[pagina 47]
| |
de meer gedoornde, maar overigens van de Artisjok weinig meer dan als varieteit verschillende Cynara Cardunculus, waarvan de door ophooging met aarde verbleekte stengen en bladen, onder den naam van chardon d'Espagne, tot spijze gebruikt worden, worden weinig, de laatste vooral, zeer zelden bij ons, als voorwerpen van weelde, aangekweekt.’. En ‘Le bon Jardinier’ - een werk van bedied dat alle jare door het wereldberoemd huis Vilmorin als almanak uitgegeven wordt, - schrijft in den zelfden zin: ‘L'Artichaut qui est en somme la même plante que le Cardon, est cultivé surtout en vue de ses boutons à fleurs. Les variétés cultivées se reproduisent rarement franches de graine: c'est par oeilletons qu'on les multiplie. Il paraît infiniment probable que le Cardon dérive de la même plante que l'Artichaut, tant les organes de végétation présentent de similitude dans les deux plantes. Le Cardon dans lequel ('t staat alzoo) on consomme les côtes des feuilles, est plus grand et plus vigoureux que l'Artichaut, dans lequel on s'attache surtout à développer le réceptacle des fleurs.’ - Vergelijk Jéhan, Dictionn. de Botanique, 170: ‘L'artichaut commun que l'on cultive dans les jardins (Cynara Scolymus L.) doit son origine à l'Artichaut cardon (Cynara Cardunculus L.) qui croît naturellement dans les contrées méridionales de l'Europe’. - ‘Artischock, carduus altilis, cynara strobylus, scolymus, vulgo artichoca’ (Kiliaen). - ‘Artischokken, articoca et articolus est cinara’ (Blancardi Lexicon). - Aartisjokken, cinara, carduus altilis’ (Meyers woordenschat.). - ‘Artisocken, in 't latijn cinara’ (Nederlandsch Herbarius, 170). - ‘...Op soodanighe manier als het hayr van de stoelen der Artisiocken’ (Van Sterbeeck, Theatrum fungorum). - Nederlandsche Hovenier, 22, en A erstandige Hovenier, 23, schrijven Aertisocken. - Dodoens bijvoegsel, (uitgave 1644), heet dat gewas nog in 't latijn: pityacantha, carduus pineus, carduus sativus, pherusa, arocum, alcocalum. Joseph Samyn. |