Biekorf. Jaargang 12
(1901)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
Oud en nieuw kruidwoordenboekAARDGAL, AARDGALLE, v. Duizendguldekruid, kleine Santorie, bij de Westvlamingen Galle der eerde, Galle boven de eerde, Erythrea Centaurium Pers. = Centaurea Centaurium L., fr. petite centaurée, fiel de terre, herbe à la fièvre, gentianelle, gentiane centaurelle. ‘Plinius voeght daer nog by dat het, om de groote bitterheydt diemen in de bladeren van dit cruydt proeft, oock Fel terrae ghenoemt pleegh te wesen, alsof men Eerd-galle seydt.’ (Dodoens, fo 541). - ‘Dit cruydt is hier te lande by sommige seer wel bekent met den naem Eerdt-galle (Dodoens, bijv. fo 542)Ga naar voetnoot(1).
***
AFRIKAAN, m., bij sommigen AFRIKANE, v., is de Tagetes L., inzonderheid Tagetes patula L., fr. passevelours, veloutine, tagète étalée, petit oeillet d'Inde, en Tagetes erecta L., fr. tagète élevée, tagète dressée, grand oeillet d'Inde, en alle hunne verscheidenheden. - ‘Africaen oft Theunisbloem’ (Verst. Hov. 25) - ‘Noydt heb ik eenigh ghewasch bevonden soo ghelyck aen onse Africaen oft flueelebloemen, als dese fungi’ (Van Sterb. 207)Ga naar voetnoot(2). - ‘De Africanen syn ghenoughsaem bekent, doch haeren rechten naem is Tunis-bloem, in 't latijn Flos Tunica, flos Tunetensis, oock flos Africanus, omdat sy uyt Afriken eerstmael door den keyser Carolus den V, naer dat hy het landt en de stadt Tunis inghenomen hadde, hier te lande ghebrocht syn.’ (Van Sterb. 381). - ‘Dese bloeme die schoonder dan ghesont is, groeyet nu inde hoven van Vranckeryck, Italien ende ander landen, noordtwaerts gheleghen, die wt Africken eerst ghecomen is, de welcke daerom Thunis-bloeme ghenaemt wordt.’ (Lobel, fo 870). - ‘In Afrycken wassen sy (de Thunis-bloemen) allesins | |
[pagina 24]
| |
van selfs in 't wilt; ende van daer syn sy in dese landen ghebrocht gheweest: te weten wanneer den Roomschen Keyser Carel den vyfden van dien naem, het veldt ende de overhand tot vermeerderinghe van synen naem ende verbreydinghe des Christendoms, in Afrycken teghen de ongeloovige behouden heeft, het land ende de stadt Thunis veroverende: nae de welcke sy oock den naem Thunis-bloemen oft Africaensche bloemen voeren (Dodoens, 406) - ‘L'empereur Charles-Quint lui-même fut botaniste et la calme étude des plantes l'occupait, même sur les champs de bataille. C'est ainsi que lors de son expédition en Afrique, en 1535, ayant trouvé sur les murs de Tunis une fleur de couleur éclatante, il en voulut doter son pays natal en souvenir de son expédition. Cette plante nommée d'abord fleur de Tunis et désignée encore aujourd'hui sous le nom d'Africaine, se trouve dans tous nos jardins; c'est le Tagetes erecta de Linné’ (Hannon, III, 138)Ga naar voetnoot(1). Wat er ook van weze, de Tagetes L., is volgens de hedendaagsche geleerden herkomstig uit Mexiko waar ze volgens hen te huis behoort. De Vos, bl. 50Ga naar voetnoot(2) zegt ervan: ‘introduit en 1596.’ Is het zoo, dan is geheel het vertelsel over Keizer Karel een fabel, noch min noch meer. In alle geval en is 't in 1596 niet dat de Afrikane uit Mexiko hierwaarts ingebracht is aangezien Lobel ervan spreekt, wiens kruidboek in 1584 gedrukt wierd. (Zie hooger eene aanhaling uit Lobel). En wat meer is, Fuchs die zijn ‘Nieuwen Herbarius’ uitgaf te Basel in 1543 - dat is 53 jaar eer de Afrikane hier te lande zou ingebracht zijn, naar 't zeggen van De Vos, - Fuchs beschrijft ze C. 13, klaar en duidelijk en meldt dat ze te zijnen tijde overal in de hoven gekweekt wierd. ‘Onder dat .... geslachte, mogen oock gherekent worden die lieflijke schoon bloemen, diemen nu schier al omme in de hoven ende teylen plant, ende heeten Genof- | |
[pagina 25]
| |
felen wt Indien oft Calcoetsche bloemen oft Vilieren van Tunis, want die bladeren daeraf sijn den Reynvaer seer gelijck, nochtans sijnse wat teerder. Sij hebben oock eenen stercken rueck, ghelijck die bladeren van den Reynvaer.’ En de Afrikane, staat aldaar, bij Fuchs, kunstig inderdaad, in houtsnede afgeprent. Joseph Samyn |
|