Daarbij, die verschillende indrukken en worden niet meer onderscheiden de eene van de andere, zegge van slagswegen: wij en onderscheiden de gezichtelijke aandoeningen niet meer van de gehoorlijke, noch van de smakelijke, enz... De oogen wezen getroffen of de ooren, 't komt overeen uit: onbepaalde zinnenindrukken, en 't is al.
Eindelijk, en dit is nog het ergste gevolg van al: de verschillende getroffendheden der zinnen en zijn niet meer bemerkt; 't is te zeggen dat wij er niet de minste bewustheid van hebben.
Welnu eene getroffendheid der zinnen die wij niet bemerken, daarvan wij niet bewust zijn, is geene eigentlijke waarneminge: 't is alsof ze niet en bestond voor ons. Zijn mijne oogen, buiten mijne wete of bewustheid, door 't een of 't ander voorwerp getroffen, 'k en mag niet zeggen dat ik dat voorwerp eigentlijk zie. Dat voorwerp en de indruk dien 't maakt op mijne oogen zijn onbemerkt: 't is net alsof ze voor mij niet bestonden; ik zie dus, ik ken dat voorwerp niet.
Dewijl nu, binst den slaap, uit reden van het vastliggen des hoofdzins al onze zinnenaandoeningen onbemerkt zijn en onbewust, zoo volgt daaruit dat wij eigentlijk niets meer waarnemen. Anders gezeid: ofschoon nog menige indruk onze oogen, ooren, enz. treffe, wij en zien, noch en hooren enz... niets meer.
Zulke onbewuste zinnenindrukken, ofschoon in minderen graad, hebben wij, zelfs als wij wakker zijn. Bovendien, ons leven is er waarlijk van doorweven. Honderden indrukken van aanraking, drukking, weêrstand, zwaarte, spierenspanning, koude, warmte worden zonder ophouden ontvangen in alle deelen van 't lichaam; daarbij alle slag van klanken, geluiden, geruchten ruischen gedurig in onze ooren, en verdwijnen, zonder dat wij daar ooit bewust van waren. Gewoonlijk, en bemerken wij den tik-tak niet meer van het tijdwerk dat daar aan den wand hangt, noch den stap van de lieden die weg en weder gaan langs de strate, voor onze deure.