Biekorf. Jaargang 12(1901)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De Winterschilder EN zoekt geen groen meer, zoekt geen blommen; de winterschilder is gekommen en heeft, met kunstraam en palet, hem langs den boschkant neergezet. Daar maalt hij eensgangs, zonder sparen, de zwarte grond vol bleeke blâren, wel honderdduizend uitgezocht, als inlegwerk dooreengewrocht. Al de andre laat hij kwijnend, bevend, een tijdje nog in 't brooze leven; en, eer dat zij te sterven gaan, hij doet ze een roozig rouwkleed aan. [pagina 13] [p. 13] Daar staan zij nu, niet bleuzekaken, die lastig aan hun dood geraken, tot, moegezwemeld en gezwaaid, de laatste storm hen medemaait. Een doolhof, eindloos en verwilderd, heeft hij de boomen nu geschilderd, vertakkeld zonder paal of perk, als ongewassen beeldhouwwerk. Verstorven, zonder zap of geuren, aanschouwt nu aan hun voet te treuren de vezels van het pronkgewas, dat eertijds eene blomme was. En zoekt geen groen meer, zoekt geen blommen. De winterschilder is gekommen, en, zwart en grijs, en grauwigheid ligt schaars op zijn palet gespreid. Ach! zie nu alle verwen tanen. 't Schijnt grijze lucht in grijze lanen, waar kwijnend lisch en stervend riet zoo doodsch en derf zijn kleuren schiet. Gansch leeggeplunderd door de vlagen en uitgekankerd staan nu d'hagen, als bidders, vreemd, en half gekleid, te smeeken om hun schamelheid. Hoe treurig kijken ze in den spegel, den natgeplasten waterwegel, waar, tusschen hun verstrooide blaan, zij hun bedroefde beeld zien staan. Geen verf geen zang die 't hert komt laven; de lucht is vol van zwarte raven, die klagen in hun hongersnood om d'aarde haren barren schoot. Doch in 't beluik, vol stillen vrede, van 't rijzig hout, daar blikt een stede. [pagina 14] [p. 14] De lieve wanden zijn zoo blank, daarbinnen ruischt er vogelzank. Aan 't witte raamwerk pralen bloemen. Wie zal ons hier den welkom noemen? aan 't witte raamwerk lacht het groen. Wie zal voor ons hier opendoen! Ach! vaarwel schilder, 'k laat u malen. Daarbinnen mag de zomer pralen... De Vlaming houdt naar d'ouden zin den winter buiten en.... den zomer bin.’ Horand Vorige Volgende