Biekorf. Jaargang 11(1900)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Advent (Naar het Duitsch van Cordula Peregrina) O vogelkens, wat zingen Uw keelkens nu zoo zoet? 't Is of gij wildet dringen In 't diepste van 't gemoed. Ik wilde medekwedelen, Was mij uw zang bekend. ‘Ook gij moet liedren vedelen Want - morgen is 't Advent!’ Gij bloemkens uit de dalen, Hoe glanst gij heden toch! Het woud is dood en kaal, en Verwacht gij lente nog? De lente is lang verdwenen, Uw zucht blijft onvolend: ‘Een andre is haast verschenen, Want - morgen is 't Advent!’ [pagina 397] [p. 397] Gij, hooge heuvelkranzen, Zoo zeldzaam nu bestraald, Nog nooit heeft zoo uw glanzen Het avondrood bemaald. Is 't d' hemel, die, ontwonden, U zulk een schitter zendt? ‘O Herte, 't is gevonden; Ja! - morgen is 't Advent!’ Wat suist gij, lieve boomen, Zoo nieuw in d'avondwind, En fluistert mij uw droomen Zoo zoet en welgezind? Tot in de donkre stonden Uw taal geen zwijgen kent. ‘Hoor, 't wonderzoet verkonden Hoor - morgen is 't Advent!’ O kloksken, in uw klangen, Wat zingt ge m' heden voor? Als ‘Gloriagezangen’ Verrukken m' hert en oor. Uw ‘Angelus’ zoo zoet nu, Mij vreugdetranen zendt! ‘Zeg: Moeder Gods, ik groet u! Want - morgen is 't Advent!’ O sterrekens, die blikkert Ten hemel rondgestrooid, Zoo hel als g'heden flikkert En zag mijn oog u nooit. Wat is er gaands ten hemel, Dat 't sperkelt daar omtrent? ‘'t Is lof en blij gewemel, Want - morgen is 't Advent!’ [pagina 398] [p. 398] O Lichtje, dat alleene Met God moogt wakend zijn, Wat meldt uwe ongemeene, Geheimnisvolle schijn? Hoe komt het, dat gij blakend Zoo zachte stralen zendt? ‘Het Levenslicht is nakend, Want - morgen is 't Advent!’ O God, dien boven 't leven Ik min in heil en rouw, Bij wien ik eenzaam leven En geern hier sterven wou; Hoe vierig zijn de schichten, Die ge in mijn herte prent! ‘'k Ontsteek de Kerstdaglichten, Want - morgen is 't Advent!’ A.D. Vorige Volgende