Mingelmare
EEN vriend vraagt ons welke de oorsprong is van den oordnaam Nieuwpoort en hoe die naam behoort gespeld te worden.
M. de graaf de Limburg-Stirum geeft de Decreten uit van den grave Lodewyck van Vlaenderen.
Op bladzijde 604 van het eerste deel, dat in 1898 verscheen, lezen wij:
‘Wy Lodewyc doen te wetene allen lieden, dat wy hebben vonden bi den overbringhene van zekeren onsen lieden daertoe ghecommittert, dat onse liede van der Hide ghehat hebben van ouden tiden de weghe hiernaer volghende, dats te wetene: dat onse liede van der Hiden vorseid hebben eenen mene wech besuden an de galghe toter Nieuwerpoort, die men heet winterweek...’
De oorkonde is van 12 Wintermaand 1357.
Daarin staat de naam in eene verbogen gedaante, in den zoogenoemden, door zijn zelven duidelijken locatief.
De noemgedaante zal dus klaarblijkend Nieuwepoort zijn.
Wat heeft dat te bedieden?
Nieuw heeft geenen uitleg van doen. In Noord-Nederlandsche oordnamen schreef men dikwijls Nie of Nij (Nomina geographica Neerlandica, III, 350).
Bij ons niet zelden Nieu of Nu. (Annales de l' Académie d' Archéologie de Belgique, 3e S., Tomé X, 66).
Wat is poort? Verdam is tot aan dit woord nog niet gekomen. Verhelpen wij ons met Kiliaen.
‘Poort, Ger. Sax. Fland. i. haven, Portus...’
't Oud Middeleeuwsch veroorkond Nieuwepoort is dus wel volgens onze bescheidene meening: de nieuwe haven.
Wij zouden wel doen Nieuwpoort te schrijven.
't Komt overeen met den hedendaagschen klank, met het hedendaagsch gebruik in Nieuwkerke en 't is gesteund op den oorsprong van den oordnaam.
Men zei in 't latijn, met verschillende naamvallen, die als noemgedaante in gebruik gekomen waren: Neoportus en Neoportum zooals men ook zei bij voorbeeld: Culenburgus en Culenburgum.
J. Claerhout