Biekorf. Jaargang 11
(1900)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEenige Diensten die door onze Zendelingen aan Wetenschap, Handel en Nijverheid bewezen wierden‘GAAT en onderwijst alle volkeren,’ zoo sprak de goddelijke stichter der kerke tot zijne twaalf uitgelezene leerlingen. Op dat woord zijn de godsgezanten, en later de zendelingen, hen zonder vertoeven, aan 't werken gegaan. Met 't kruis in hunne hand en de leering van hunnen goddelijken Meester op hunne lippen, zijn zij heldhaftig ten strijde getrokken; en tot op de verstafgelegene eilanden hebben zij zegevierend het alverwinnende Christikruis geplant. Maar de zendelingen zouden de verdoolde volkeren niet | |
[pagina 281]
| |
enkel bekeeren, maar ook alleszins veredelen en beschaven. Daarom moeten ze aan al de takken der wetenschap, aan handel en nijverheid, uitstekende diensten bewezen hebben. Die baanbrekers der beschaving waren ook de eerste, die de onbekende landen binnendrongen. Zij konden dus, door hunnen alledaagschen omgang met de volkeren die zij bekeeren wilden, allerhande kundigheden opdoen, en ze als zoovele ontdekkingen aan het beschaafde Europa mededeelen. Meer nog: aan hunnen wakkeren geest en kon het niet ontsnappen, dat geleerdheid en ervarenheid in allerhande wetenschap dikwijls een middel zouden zijn, om het geloof met reuzenschreden te doen vooruitrukken. Zendeling nu en geloofsijveraar behooren onafgescheiden genoemd te worden, en zoo mogen wij met volle recht besluiten dat meer als één, de wetenschap zal gezocht of bewrocht hebben. En zonderling zou het zijn, zoo er niet één, en zelfs verscheidene onder die mannen gevonden waren, die de wetenschap met belangrijke ontdekkingen en geleerde werken verrijkt hebben. Zóó besluit de rede, zóó getuigt ook de geschiedenis. Slaat de levensberichten van zendelingen en volkeren open, en bijna op iedere bladzijde zult gij merkweerdige vondsten en belangwekkende bijdragen aangestipt vinden, die de wetenschap aan de geloofsboden verschuldigd is. Aantrekkelijk ware 't en tevens genoegelijk, het doorwegend aandeel na te gaan, dat de zendelingen gehad hebben in den vooruitgang en uitbreiding der veelvuldige vakken der wetenschap. Maar dat ware een werk dat langdurige opzoekingen en uitgebreide kundigheden zou vereischen, en zelfs, wilden wij ons enkel bij de Belgische of Vlaamsche zendelingen bepalen, nog zou een boek daartoe niet voldoende zijn. In deze bijdrage, waar wij ons onderwerp noodzakelijk moeten beperken, zullen wij de geschiedenis ondervragen en van haar, eenige der eerste Vlaamsche zendelingen | |
[pagina 282]
| |
leeren kennen, die aan wetenschap, handel of nijverheid uitstekende diensten bewezen hebben. *** Vooreerst wat de Wijsbegeerte en de Letterkunde aangaat. Een groote bewonderaar der Vlaamsche zendelingen, de Heer P. De Decker, gewezen landschepen, en lid van de Koninklijke Vroedschap van Belgenland, geeft hun de volgende welbeduidende lofbetuiging: ‘Al de Sinologen buigen met diepe erkentenis, voor de geleerde opzoekingen van Pater Kircher in zijn “Sina illustrata”, alsook voor deze van eene geheele reke kundige zendelingen te grooten deele Belgen. Die opsporingen zijn 't, die het mogelijk gemaakt hebben tot in 't herte van Sina te dringen en het geheim der wijsgeerige stelsels en letterkundige gedenkteekens van dat land te achterhalen’Ga naar voetnoot(1). Onder die reeks Belgen zullen wij slechts eenige Vlamingen aanstippen, namelijk: Ferdinand Verbiest, Philip Couplet en Franciscus Rougemont, alle drie leden van het gezelschap Jesu en zendelingen in Sina. P. Ferdinand Verbiest wierd te Pitthem geboren den 9en van Zaaimaand 1623. Hij trad in het gezelschap Jesu, vertrok naar Sina, te zamen met de Eerweerde Vaders Couplet en Rougemont, en kwam daar in 1659 toe. Na een leven, aan 't zaligmaken der zielen en aan de wetenschap gewijd, stierf hij te Peking den 27sten van Nieuwjaarmaand 1688Ga naar voetnoot(2). | |
[pagina 283]
| |
Eerw. Vader Ferdinand Verbiest was nauw bevriend met den Sineeschen keizer Kang-hi. Deze gaf hem de toelating de Tartaarsche taal aan te leeren. ‘Vader Verbiest nam dat oorlof te baat en wierd de Tartaarsche taal zoo wel machtig, dat hij welhaast geschriften in die tale opmaakte’Ga naar voetnoot(3). De Eerweerde Vader Sommervogel haalt in zijn reeds gemeld werk verscheidene boeken aan, door Vader Verbiest in 't Tartaarsch geschreven. Den 31sten van Bloeimaand 1622 kwam Philip Couplet te Mechelen ter wereld. Later wierd hij Jesuiet, trok naar Sina en kwam er in 1659 toe. Ten jare 1680 voer hij naar Europa terug. Na twaalf jaar in zijn vaderland verbleven te hebben, scheepte hij wederom in voor Sina en stierf op zee, nabij Goa, den 16en van Bloeimaand 1693. 't Was te Maestricht dat Franciscus Rougemont, den 2den in Lentemaand 1624, het licht zag. Te zamen met Vader Zitorcetta scheepte hij in voor Sina en landde er aan in 1659. Hij stierf te Tchang-tchou, den 4en of den 9den in Slachtmaand 1676. Menigvuldig zijn de werken die Couplet en Rougemont uitgegeven hebben. De volledige opnoeming ervan zou alleen verscheidene bladzijden beslaan. Het zij genoeg hier een hunner bijzonderste werken in 't latijn geschreven, aan te halen. Zij verveerdigden het met medehulp van Vader Intorcetta en Christiaens Herdtrich. Het kwam eerst uit te Parijs, in 1689. Daarin openbaarden zij aan Europa de wijsgeerige stelsels van Confucius, tot dan toe weinig of niet bekend. Zij deden alzoo een nieuw licht schijnen over de strekkingen van den Sineeschen wijsgeer en over de geestesrichting van de Sineezen in 't algemeen. Daarbij was eene tijdrekenkundige tafel | |
[pagina 284]
| |
gevoegd, die aanvangt met de stichting van 't Sineesch keizerrijk, en eindigt met het jaar 1687. Hierdoor brachten zij vele bij voor de geschiedenis van dat landGa naar voetnoot(1).
***
Al die hem nu met geschiedenis of oudheidkunde bezighoudt, kan in de geschriften en boeken onzer zendelingen veel nuttige aanteekeningen vinden en belangrijke bronnen over de verstafgelegene en de minst bekende landen. Alle bevoegde mannen getuigen, zonder eenige voorbehouding, dat men eerst het binnenste van Azia gekend heeft door de verhalen van den beroemden Franciskanermonnik Van Ruysbroeck, (Rubruquis, XIIIe eeuw) onzen landgenoot. Hij staat aan 't hoofd van die menigte moedige kloosterlingen, die, van in de XIIIe eeuw, het Aziatisch werelddeel van 't Westen naar 't Oosten en van 't Noorden naar 't Zuiden doorkruist en doorzocht hebben. Zijne eenvoudige en nauwkeurige vertellingen, die iedereens bewondering verwekken, zijn in alle talen overgezet geweest; in al de verzamelingen van merkweerdige reisverhalen, in Frankrijk, Holland en vooral in Engeland uitgegeven, bekleeden zij de voornaamste plaatsGa naar voetnoot(2).
('t Vervolgt) |
|