Biekorf. Jaargang 11(1900)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Avond WORDT dimster: 'k zie in dichte drommen. De donkere sperren droomend staan; Beweegloos blijven tak en kruine En z' hebben zwarte kleeren aan. Omhoogwaarts hangt de lucht vol striepen Van grijze wolken grauw geplekt, De schaduw steekt het al in 't duister, Wijl hier end' daar een sterre blekt. In 't Oosten glimt een wit geweste: De wolken schuiven weg, de maan Kijkt uit en ziet, met blijde blikken, Het treurig zwijgend aardrijk aan. Haar licht beschingt den blauwen toren, Die statig boven 't sperhout rijst, En teekent klaar het groote kruis af, Dat heimvol naar den hemel wijst. 't Is donker reeds. 't Is doodsch en stille, 't Is eenzaamheid en duisternis; Doch zoete daalt in 't hert de vrede... O avond, o geheimenis! 22 September 1897. Cl. Vorige Volgende