Biekorf. Jaargang 11(1900)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Lampernisse MET reuzenleên en reuzenborst, met schedel die zes eeuwen torst, nog ongebukt en ongebogen, daar blinkt nog fier ten hoogen de trotsche toren onberoerd die ons ten heldentijden voert. Bedreigend, twee langs elken kant, als lijfwacht om den grijzen wand de kortgestuikte drummers droomen, en schoudren zonder schroomen als reuzenkinders log en lomp hun vaders reuzenromp. [pagina 41] [p. 41] Al zong de wind zijn doodsgeween daar bin' de ramen grof van steen, al sloeg de tijd in de ijzren wanden op meenge plaats zijn scherpe tanden, toch staat hij vrij en onverwurgd de sterke burcht. Hij leeft; bij d'harden voet gestaan voel ik zijn warmen adem gaan. Hij leeft; en draagt in de oude leden zoo groot, zoo trotsch een gansch verleden. Hij leeft; daar bromt het klokgebons van zijn zeseeuwig brons... Vergeefs gestormd; weg is de tijd van mannenmoed en mannenstrijd; weg zijn de koene legerscharen die Cassels hoogten opwaarts varen. O! koningtergend heldenras dat stervend nog verwinnend was! Gegroet! o reus; houd eeuwig stand, gij trotsche beeld van Vlaandrenland; en, reus met u, zoo groeten wij hem die aan uw voeten sinds eeuwen rust, doch rust en vand 't zij stervend voor het vaderland, den man, den held naar d'ouden zin den vromen Zannekin. Horand Vorige Volgende