Overschreeuwen. - De naam Godelieve
IN ‘Missien van China en Congo’ tk 132 jaarg. 1900, (bl. 372, 2de hlfz. is er te lezen van eenen vergaderdag bij eenen koning in de Ortosgouwe, d.i. een streke in Zuidwest Mongolenland, binnen den grooten vierkanten knok van den Hwang-Hostroom, en boven de ontzaggelijke Sineesche vestinge gelegen. En die vergaderinge 'n ‘mocht niet dicht bij het hof gehouden worden: den koning was een zoontje geboren, het eerste; en men vreesde dat eene zoo talrijke bijeenkomst het kind eenig ongeluk zou aanbrengen. Het was zelfs verboden hardop van die geboorte te spreken, uit vrees dat de kwade geesten het zouden hooren en den kleinen prins misschien van kant maken.’
Dat staat er.
Maar luistert! Is dat nu wonder of geen wonder? De menschen gelooven dat hier ook!
Ik hebbe dikwijls te Brugge gehoord van een kind dat ‘overschreeuwd’ is: om niet verder te zoeken, mijn zusterken zelve; 't was negen maanden als 't stierf; en 't is mij of was het nog maar gisteren gebeurd: iederen keer dat wij thuis uitgingen, wandelen, al te gare, elk had zijn beziens in dat kind, zoo een gezond en een geestig dingske dat 't was! Ge kunt denken of moeder daar in vond, maar algelijk, als 't al uitkwam, scheen ze altijd verlegen: ‘Zwijgt, zei ze, 't en is geen mensch of hij moet over dat kind spreken! Ze zullen 't nog overschreeuwen!’ En och Heere! 't zijn Gods werken, maar 't boontje was al met eenen keer dood; ook, al is dat nu zestien jaar leên, weet moeder nog altijd te vertellen van dat Godskindeke: ‘zoo minzaam en zoo malsch; 't en lette daar niets aan! 't En kreesch nooit! Zoo geildig: 't waren putjes in zijn elleboogskens van dikte, en op zijn voorarmkens lagen er werveltjes van de vettigheid!... Maar ze hebben 't overschreeuwd!... In Gods name!’
Nu! Ons zustertje liep nog een ander gevaar! 't Hiet Godelieveken! En dat hong boven zijn hoofd.