S. Maria, hontamingme. Van het woord hontam - uw kind maken zij een werkwoord en gelijk zij zeggen: lel-ing-me - beziet mij, zoo zeggen zij: hontam-ing-me - (lett.) uw kind mij - maakt mij uw kind.
Isu - veel, din - dag, isu din - veel dagen, lange tijd. Daarvan maken zij een werkwoord en ze zeggen: isudinjana - (lett.) het is geveeldaagd - het is lange geleden.
Bir - bosch, hora - weg, vandaar: hora birakana - de weg is beboscht, der is veel bosch langs den weg. Een jongen zei tegen eenen zendeling, die eenen bril droeg: upunia-med-akan-te-o kamlelakada? upunia - 4, med' - ooge, akan - wezende, te - bijwoord van wijze of hoedanigheid, o - zelfs, alhoewel, kam - ka-m - gij niet, lelakad - gestadig zien. Zoo de zinsnede is letterlijk dit: alhoewel ge vieroogdzijnde gij en ziet het niet?
Jomtisateme, zeggen zij. En wat is dat? jomti - eethand, rechthand, jomtisa - rechterkant, jomtisate - naar den rechterenkant; en van dat laatste woord maken zij een werkwoord en gelijk zij zeggen: rame - roept! zoo zeggen zij: jomtisateme: rechterenkant-'t! - gaat naar den rechteren kant.
Een knecht was geboden het bedde gereed te maken en hij en wist niet al welken kant hij moest het oorkussen leggen en hij vroeg: nesa bocam chi transa? (lett.) - zult gij al dezen kant hoofden of al den anderen kant. Als wij, Vlamingen, een werkwoord willen bepalen, zetten wij er gewoonlijk een bijwoord vooren of achter. 't Is bij uitneminge dat het bijwoord om zeggens in het werkwoord opgenomen wordt en een nieuw werkwoord voortbrengt. Zoo zeggen wij: doet dat nogmaals, legt dat weder, gij hoordet wel, enz. Wij hebben eenige samengestelde werkwoorden, die ik nochtans zal vergroeide werkwoorden heeten, gelijk wederleggen - refuter, doorloopen, vergaan, ondergaan.
De Mundaris zijn verlekkerd om van alles één werkwoord te maken, hoe lang het ook worden moge. Zij smijten 2, 3 stammen te gader en behandelen ze als een