mijn voorhoofd en ik gerochte aan den ingang van dien benauwdelijken bosch. Daar kwam ik eenen herder tegen, die haastig naar huis trok met een tropken geeten, 'k sprak hem aan en 'k vroeg:
‘Mijn vriend, ik ben verdoold, 'k kome van Lierneux en 'k moete naar Bolland, en de weg dien ik volge, loopt door dezen bosch; kan ik in die richtinge nog te huis geraken?’
‘Ja vast, mijn vriend,’ sprak de herder, als gij dezen bosch zult gedweerscht hebben, zult gij daar eenen breeden weg vinden, op uw slinker hand, volgt hem en gij zult wederom op de goede richtinge komen.
‘Zoudt gij mij niet willen, gelijk een braven man, den kortsten weg toonen door dezen bosch; want 't begint te duimsteren en de nacht zal schrikkelijk donker zijn? 's Nachts alleene, verdoold in eenen bosch waar er waarschijnlijk wolven in hoekeren, dat en is van 't geestigste niet.’
‘Geheel geern, ik zal een ende met u medegaan om u te beter den weg te kunnen wijzen.’
Na zijnen hond door een teeken en eenige onverstaanbare woorden geboden te hebben voor de geeten te zorgen, ging hij meê met mij, de breede dreve in, die door dien bosch liep. Als wij eenige honderden stappen verre waren, stond hij stille en, met den vinger rechts op wijzende, sprak hij:
‘Mijn vriend, alhoewel gij mij teenemaal vreemd en onbekend zijt, luistert wel naar hetgeen ik u zal zeggen: volgt stipt den weg dien ik u wijzen zal of anders gij komt aan uw ongeluk.’
‘Wat!’; riep ik, ‘aan mijn ongeluk? zijn er moordenaars of baanstroopers in dezen bosch?’
‘Erger als dat, mijn vriend; maar luistert gij zult gaan hooren. - Volgt deze dreve altijd voort, tot dat gij zult op eene kruisdreve of beter eene opene plaatse komen, waar er wel vier of vijf dreven malkaâr kruisen. - Daar wel op te letten - gij moet dan de dreve volgen die rechte op de uwe als het vervolg is van deze die gij reeds begaan hebt. - Mist gij in 't kiezen van dreve,