in 't geboomt van den bogaard,
van heur luchtje en heur schauwte.
Nog was ze bezig met hem,
en bij wijlen, e weevol gevoelen
schoof op heur ziele, als de
zeilende schauwte van wolken in 't maansching
varend den vloer kwam dweerschen,
Als ze dan keek deur de ruiten,
zag ze de mane, die zoet van
bachten èn wolkvouwte kroop,
met èn sterre, die volgde, gelijk de
jongen Ismaël, komende uit
('t Vervolgt)
|
-
eind(188)
- Wiekvat: vat met wieke, lemmet, lemelt of lament, dat in de olie brandt; hier lampe, want te dien tijde 'n bestonden er nog geen kinkés (quinquets).
Wiek, wieke, eng. wick, duitsch wieche, zweedsch veke, deensch voege, waarschijnlijk van denzelfsten wortel als wikkelen.
Lemmet of lament komt uit 't latijn linamentum, dat afgeleid is van linum = garen, vlas.
-
eind(189)
- Eetberd, eetbord of bord: tafelberd, tafel. Bord beteekent nog schotel, tafelvat; 't woord disch heeft ook die tweevoudige bediedenisse.
Bord = berd, bard; waaruit fransch bardeau. Berd met verschuivinge der r in 't oudhoogduitsch bret, angelsassensch bred. Vergelijkt terden, terten met treden, eng. to tread, nieuwhoogd. treten.
-
eind(191)
- Oude = elde, ouderdom, fr. âge. Ziet talmerk (160).
-
eind(192)
- Rundvee, eng. cattle, van rund, rind, rend (runders, renders), en vee, dat verwant is met grieksch pôu, latijn pecus. Uit latijn pecus komt pecunia = geld, omdat men eertijds, gelijk nu nog in sommige streken, waar 't geldstuk onbekend is, betaalde met vee, of ander goed, 't is iets dat zelfs in Vlaanderen nog zou gebeuren. Alzoo heb ik gehoord te Dudzeele, dat er in 't noorden van Brugge, binst de goê jaren, nen boer was die nen kanarievogel kochte voor e zwijn, en soms kaartten de boeren niet voor geld, maar voor e kalf. Vandaar heeft het engelsch fee den zin bewaard van betalinge, loon, enz. Longfellow geeft het vier reken verder: (the old man's fee, in solid pieces of silver).
-
eind(193)
- In den haak zijn: volgens den winkelhaak, of hoekhaak, 't is te zeggen, recht (wel gebouwd), fr. être d'équerre; uit den haak zijn, ne pas être d'équerre, met den zelfsten zin zegt men nog: in of buiten zijn zwee (équerre) zijn. Die spreuke: in den haak zijn, en als beeldsprake overgenomen uit het bouwwerk, komt men tegen 1o/ voor 't rechte zijn van 't gebouw ('t gebouw is in den haak) 2o/ om iets te beteekenen dat alleszins wel is, bijv.: dat stuk is in den haak; de man 'n is in zijnen haak niet; uwe gedachten zijn in den haak (sluiten goed).
Uit het bouwwerk ook, van 't pegel- of peillood, hebben wij nog de zegwijze: in zijn lood zijn, buiten of uit zijn lood zijn.
-
eind(194)
- Buidel: eng. pouch, (fr. poche) = benrze: geldbenrze. (Kramers zegt: bourse, petit sac, principalement destiné à contenir de l'argent). 't middelnederl. budel, oudhoogd, bûtel, middelhoogd. biutel, nieuwhoogd. beutel.
-
eind(195)
- Loongeld, loon, eng. fee, ziet hooger onder rundvee (192).
-
eind(196)
- Biernap: nap = drinkvat; beker, middelnederl. nap, oudhoogd. middel- en nieuwhoogd. napf, angelsass. hnaep, waaruit fransch hanap = drinkkom.
-
eind(197)
- Zinnen eng. to muse, hier denken; diep overwegen: fr méditer. Zinnen, 1o richtinge nemen, naar iets gaan; 2o denken, 't is te zeggen richtinge nemen met den geest, van daar ook zin = beteekenisse, fr. sens, de ware richtinge; 't is de zin. Zintuig = 't gene waarmede de ziele, de geest, de richtinge neemt. 't Engelsch to muse, gelijk ons werkwoord muizen, komt van 't oudfr. muser: avoir le museau en l'air = fr. museau, eng. muggle. 't Fransch muser, museau, naarvolgens Chambers, waarschijnlijk van latijn morsus (mordeo) bijten. Wij hebben ook het woord muizen, echt germaansch, maar met nen anderen zin, komende van muis: bijv. de katte is gaan muizen (muizen vangen).
-
eind(198)
-
Speelberd, speelbord, hier damberd, dambord, enz., draught-board, (fr. damier, table sur laquelle on joue aux dames), niet te verwarren met schaakspel, eng. chess, (checkers), van 't werkwoord to checker, of to chequer, dat beteekent in ruitjes of vierkantjes trekken, lijk op e schaakbord (checker) 't fr. échiquier. Cour de l'échiquier, in Normandiën, en later in England was 't opperste Gerechtshof, omdat de rechters zaten voor èn tafelkleed, gewrocht in ruiten of vierkantjes, gelijk e schaakbord: Heden nog in England is de chancelier de l'échiquier, de landschepen of minister van geldwezen.
't Schaakspel is van Oost-Indischen oorsprong, ging over in Persiën, Arabiën, en later in Europa.
Ons woord schaak, komt van 't Persisch sjâch = koning, (waaruit ook fr. shah, le shah de Perse). Schaak is dus de koning in dat spel; schaakspel = koningspel, omdat de koning er den aanzienlijksten is. Dat spel is moeilijk en lastig om spelen, en 't vraagt groote aandachtigheid; in England is 't nog vele in gang.
Sommige meenden dat ons werkwoord schaken (rooven, enlever), ook van dáár kwam; maar schaken in dien zin is echt germaansch, en daaruit hebben wij 't fransch échec = roof, dat ook overgebracht wierd tot het schaakspel (jeu des échecs).
Longfellow geeft draughtboard, dat eigentlijk bediedt e geteekend, e geschilderd berd, en, dat ook in 't algemeene van 't schaakbord mag gezeid zijn; maar hier is 't damberd; het damberd is eenvoudiger, en gemakkelijker om spelen, heeft ook witte en zwarte vierkantjes, en 't woord komt van Dame, edele vrouwe; die de bijzonderste is in 't spel; van daar: 't spel der vrouwe, der dame, damberd; effen gelijk schaakspel komt van koning of edelen Heere. In 't kaartespel is 't oud ridderlijk gedacht, van Heere en edelvrouwe, van koning en koninginne, ook nog bewaard: bij voorbeeld klavervrouwe, koeken- of ruitenheere = dame de trèfles, roi de carreaux.
-
eind(199)
- Zaan, eng. soon: haast, evens, spoedig, ondsass. sona, gotisch suns, (ziet Chambers). Dat schoon woord, hooren wij nog in sommige streken van Vlaanderen: bijv. van zoo zaan dat hij kwam, enz.; 't woord staat gedrukt in Weiland en De Bo, 't wierd gebruikt door de oude vlaamsche schrijvers of boekstavers zoo als Anna Biins, Van Vaernewyck, Melis Stoke, en andre, en 't is te verwonderen dat kramers in de tweede uitgave van zijnen grooten woordenboek, zaan nog niet op 'n geeft.
-
eind(200)
-
loechen als 't schijfke gedekt wierd: eng. when a man was crownd, man is hier het speelschijfke: (ziet woordenboek van Chambers). Crownd = gekroond, 't is te zeggen als men twee schijfkes mocht op malkander leggen; het tweede dekte, kroonde, het eerste, en dat was goed spel op de vrouwe, in 't fr. dame damée.
-
eind(201)
- Koningrij, eng. king-row = reke of rij van waar men op de vrouwe of dame kon spelen.
-
eind(202)
- Wispelen, eng. to whisper; lispelen, fluisteren, vezelen.
-
eind(203)
- 't Geluid uit zijn luchtsteê, in 't engelsch belfry, beteekent ook die plekke in den toren waar 't geluid hangt.
-
eind(204)
- Reken, rekenen, raken = de asschen van den heerd toeleggen, ophoopen, en waaronder 't vier bewaard wordt voor 's anderdags. G. Gezelle zegt (in Loquela van 1882, bl. 38): men bewaart alzoo 't vier, jaar uit jaar in, gelijk men deesem bewaart van elker bakte, om de volgende bakte er mede te verdeesemen.
In 't fransch couvre-feu, waaruit het engelsch curfew.
Longfellow spreekt hier van the village curfew (le couvre-feu du village) = het dorpvuur reken. Eertijds, met slag van den negenen, moest den heerd in ieder huis gereekt worden, en 't was tijd van te gaan slapen. Heden ten dage, is er van dat oud gebruik nog iets overgebleven in 't luiden van de zoogezeide politieklokke, die over 't dorp het vermaan zendt dat de herbergen moeten sluiten.
-
eind(205)
- Rechte̅ge, ook rechte̅gen, rechte̅gens = rechtuit, seffens, eng. straightway (straight = recht, way = weg) dus in rechten of korten weg = rechtwegs.
-
eind(206)
- Steeger, eng. stairs (ook trap), van stijgen = klimmen, fr. monter, van den zelfsten wortel is steeg, stege (straatje), steigeren, steil.
-
eind(207)
- Traphol, eng. staircase = trapkasse, traphol, de openinge waarin de steeger of trap naar boven loopt.
-
eind(208)
- Halle, eng. hall, hier de groote ruimte boven. Halle, beteekent gebouw in 't algemeene, of e gebouw in 't bijzonder = stadshalle, spoorhalle, biehalle, enz. (in 't eng. ook kasteel). Halle is verwant met helen, verhelen, (cacher), hullen, omhullen, hol, verholen, latijn celare, van waar cella; fr. cellule.
-
eind(209)
- Timmer: vrouwentimmer, kamer eertijds uit hout gebouwd, hoogduitsch zimmer = kamer in 't algemeen.
Timmer, bediedt in eersten zin hout om te bouwen, van daar woninge in hout, eng. timber = timmerhout, oudsass. timbar, nieuwhoogd. zimmer = kamer, oudnoordsch timbr, zweedsch timmer, deensch tömmer.
Van daar timmeren = 't hout bewerken of verwerken, timmerwerk, timmerman enz. Timmerhout is 't hout dat goed, dat dienstig en geschikt is, om verwrocht te worden.
-
eind(210)
- Zonder beslag, zonder blaai; sans faux apparat, ook sans apparat, simple = eenvoudig.
-
eind(211)
- Behangsel: (hier mijns dunkens, 't beddebehangsel) gordijne, dat lijk 't eng. curtains komt door 't oudfransch cortine of courtine, uit het middellatijn cortina.
-
eind(212)
- Kleerschap, kleerkasse: voor schap, ziet schapraaie (136).
-
eind(213)
- Plekke: hier plaatse; (dat komt van latijn platea), kamer (van camera), ruimte of ruim.
Plekke beteekent even als plaatse en fr. place, 1o den locum (bestaakte, beslegen, omsloten ruimte) en 2o spatium, de ruimte in loco. 3o plekke bediedt in Vlaanderen nog e klein geboerte zonder orsen of peerden; bijv.: èn koeiplekke. Daarbij 't heeft 4o den zin van vlek, vlekke, fr. tâche, bijv.: er is èn vette plekke op uwen hoed; doet de plekken uit, enz.
-
eind(214)
- Bar of baar, bloot: Longfellow geeft naked, ('t eng. heeft ook bare). Dat woord dat wij insgelijks in de andere zustertalen ontmoeten, hebben wij nog in bar- of baarvoets (blootvoets), en in baargeld = bloot geld (geld dat men iemand bloot voor oogen legt).
-
eind(215)
- Luttel: lettel, (elders letter), eng. little = klein, weinig, van 't ongebruikte let, lyt waaruit ook e letje, e lytje, e letse, e letske, e letseke, e weinig fr. un peu, eng. a little.
-
eind(216)
- Geblek, van blekken (blekte, geblekt) blikken, hier schijnen, eenigzins blinken; geblek, hier de afteekeninge van halven lichtglans, en schaduwe. Voor de andere beteekenissen van blekken, ziet De Bo, en Gusten (53). Blikken, blekken, ook bliksem van denzelfsten wortel als blaken.
-
eind(217)
- Slaapruim: slaapkamer; ruim, ruimte, eng. room; vergelijkt luchtruim, achterruim, waterruim, wijnruim, (van 't schip): in Holland bestaat het woord vertrek ook voor kamer, appartement, salon, maar in Vlaanderen heeft het dien edelen zin verloren, en vertrek bediedt die afgezonderde plekke, waar menschelijken nood iedereen naartoe dwingt. 't Fransch retrait, (thans privé, cabinet, cour), heeft denzelfsten zin, en op onze reize naar Roomen in 1898, stond in sommige wagens der Italiaansche stoomtochten, het woord retirata, dat menigeen zoo aangenaam toeloech. In England is 't W.C. (water-closet) dat somtijds ook, als Well Come, kan in de oogen blinken.
-
eind(218)
- Hagar of Agar wierd met heuren zoon Ismaël van Abraham weggezonden, op vrage van Sara; Sara immers had bemerkt dat Ismaël met heuren Isaac gelachen had; later zorgde God ook voor Hagar en Ismaël. (Ziet die geschiedenisse in 21ste hoofdstuk van den eersten Boek van Moyses).
|