Bomme. Beteekent: 1o de openinge van boven in de tonnen, - 2o bloksken hout waarmêe men die openinge sluit.
Cinter of krane: slag van boor om op eenen keer te steken. (Zie keer bij De Bo). Zulk een boor en heeft geen snede, maar alleenlijk twee scherpe pinnen van onder, waarvan de eene op een punt moet blijven draaien, en de andere eenen cirkel beschrijft en 't gat boort.
Destel: breed omgebogen en snijdend ijzer met eenen kop al boven en eene korte handhave. Het mes dient om de duigen te kappen, en de kop om met het drijfhout de banden aan de tonnen of kuipen te slaan. Zie De Bo.
Drijfhout: stuk hout met een ijzeren band al boven en al onder. Men plaatst het onderste op den boord van de banden, om ze met den destelkop of eenen hamer vaste te slaan.
Drilmachien: getuig om gaten in de ijzeren banden te booren.
Doorslager: ijzeren stave met breeden of ronden top om banden te breken, of om gaatjes te maken voor de revetten.
Haweel: distel zonder kop.
Haweelschave: het schaafijzer in den vorm van eene halve mane, zit tusschen een berd en een stuk hout, alle twee van den zelfden vorm; aan het berd is er eene handhave. Dient om de boorden der groeven met de krooize gemaakt effen te schaven.
Hoepeltange: gemaakt van een lang stuk hout en eene ijzeren stave met eenen haak aan 't uiteinde. De ijzeren stave is in 't midden van 't stuk hout vastgemaakt en kan weg en weêre gaan. Dient om de banden op de kuipen te trekken. De Bo noemt ze ook bandhaak en vertaalt in 't fr. davier.
Houwmes: gebogen mes met aan ieder uiteinde eenen appel voor handhave. Dient om de duigen der kuipen te ronden al binnen.
Kambeitel, koudbeitel en andere timmermansbeitels.
Kliefmes: platte kloeke lemmer om hout te splijten. De handhave staat loodrechte op het mes.
Kerfzage: groote lange zage met eene handhave aan ieder einde. Dient om boomen te zagen. Zie De Bo. - Andere timmermanszagen zijn bij de kuipers ook te vinden.
Klopstok: gekromde stok om de gaten der tonnen uit te slaan. Men steekt hem door 't bommegat en slaat alzoo de gaten uit.
Komfoor. 't Wordt gemaakt met banden. Men maakt er vier in om de kuipen toe te halen.
Krane. Zie cinter.
Krooize: stuk hout in vorm van eene halve mane en met een lang stuk hout er door waarin vier of vijf ijzeren pinnen zitten. Dient om groeven te maken in de tonnen of kuipen.
Kruishout: drie houten stokskes die loodrecht op malkander kruissen. Zelfde dienst als de zwee.