Biekorf. Jaargang 9
(1898)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd't Liedeken van 't verken1.
VAN het geslagte van alle de dieren
Wilt koning zijn den vreeden leeuw,
Den luijpaerd om zijn grauwelijk tieren,
Den ezel om zijn groot geschreeuw,
Den tijger om zijn plecken,
Den vos om zijne trecken,
Den os, den wolf, het peerd,
Maer geen is 't weerd,
Want koning zijn van zulken geslagte
Moet zijn een beestje dat men agte:
Geen ezels geschreeuw,
Te vreed is den leeuw,
Te dom is den os,
Te slim is den vos,
Te haerdigGa naar eind(1) den aep
Te dom is het schaep,
Den os, den wolf, het peerd,
Het verken is het weerd.
| |
[pagina 344]
| |
2.Van lijf, van steert zeer wel besneden,
Hierom verdient het konings eer.
Men merkt gemackelijk aan zijn leden,
't Is eene zoeg, 't is eenen beir.
Zagtmoedig als de schaepen,
Zoo slim als vos en haepenGa naar eind(2),
Zijn stem op ezels toon
Zeer beestig schoon,
Zijn huijtGa naar eind(3) als tiger, met veel plecken,
Vercierd met gueur van boere drecken.
Als beer is hij zogt,
Als hert in de togt,
Als leeuw in bedwang,
Als peerd in den gang,
En boven al dat,
Gekrold aan zijn gat,
De zoeg, den beer, het zwijn.
Het verken moet koning zijn.
| |
3.Kan men voor koning beter wenschen
Als eene beest die met zijn bloed,
Die met zijn vleesch spijst veele menschen,
En meijnigen boer profijt aendoet.
En komt hij zig t' onthouden,
't KoeslijfGa naar eind(4) voor de jouffrouwen,
D'espen voor den pastoor,
Den koster d'oor,
Den heer krijgt zijne pensen presenten,
Het hoofd gaet na de presidenten,
Den boer houd het speck,
De steert voor den geck,
Oom, Motje en Leijn,
En Pierken cosijn,
De meijd en de knegt
Die hebben het regt
Tot uijtveerd van 't zwijn:
Het verken moet koning zijn!
(Uit een handschrift van 't begin dezer eeuwe). |