gedrukt te Mechelen hij H. Dierickx-Beke zonen, en is aldaar te bekomen tegen fr. 0,30 het afdruksel.
Al wie den gloedvollen en degelijken boek van Zeer Eerweerden Heer kanunnik Muyldermans, Sansculot en Brigand of beul en slachtoffer gelezen heeft, zal geprikkeld zijn om dit nieuw werksken van den moedigen vlaamschen kamper te doorbladeren.
In eene keurige taal toont de schrijver ons, hoe onze jongens van 1798, niet uit reden van de bloedwet, noch door het opstoken van hunne priesters, maar uit liefde voor vrijheid, godsdienst en vaderland te wapen liepen, om hun have, hun lijf, hunnen heerd en hunne autaars te verdedigen tegen vreemden dwang en onmenschelijke verdrukking!
Wilt gij een staalken van zijne overtuigde en overtuigende aanspraak? Luistert:
... ‘Die hulde aan de voorouders bewezen wij met recht en reden, zeg ik, eendeels omdat wij hunne kinderen zijn... O ja, God dank! de onverschilligheid van vroegere dagen is heen, en den schimpnaam van brigands, van baanstroopers en schelmen, welken de overmoedige republikein onzen heldhaftigen boeren toesmeet, hebben wij hunne kleinzonen, als eenen eeretitel opgeraapt, en waar men vóór eenige jaren bijna niet dorst herkennen een afstammeling dier geschandvlekte brigands te zijn, rechten wij ons nu met fierheid op, - en God dank! dat ik zelf dit geluk heb! - herhalende in het aanschijn van den lande: ‘En ik ook ik ben een zoon dier boerenkrijgers, fier over zulke brigands!
En staat niet verwonderd MM., over dien ommekeer onder ons volk. De geschiedenis, die wraakgodes van onrecht en dwingelandij, kan niet altijd gemuileband blijven: in hare getuigenis ligt eene macht die alles overheerscht en alles bedwingt... En daarbij eigen bloed kan niet liegen. Onder het mes en het lood der Fransche beulen, in het bloedbad der sansculotten, hebben wij stemmen hooren snikken, die onze herten deden trillen, stemmen van grijsaards en stemmen van kinderen, stemmen van vrouwen en stemmen van maagden, stemmen van krijgslieden en stemmen van priesters, en eigen bloed kan niet liegen zeg ik, wij hebben in die rampzalige slachtoffers ons eigen voorgeslacht herkend, gebrandmerkte brigands die konden sterven gelijk hunne leuze klonk: voor God en Vaderland! Niet langer meer bloosden wij dan om den wille van vreemde snoeshanen, die onze geschiedenis vervalschen; wij herkenden in ons zelven de zonen van helden en martelaars, en wij bewijzen hun thans de gerechte hulde onzer kinderlijke gevoelens, hulde van eerbied en liefde; - en wie durft er betwisten dat wij ongelijk hebben?’
Het lezen van deze aanspraak zal aan allen vaderlander eene genoegelijke stonde doen beleven.
C.D.L.