Biekorf. Jaargang 9
(1898)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 297]
| |
De verte is vol rumoer: het roert en ruischt er
als ging een ommegang door bosch en veld,
ja, 'k hoor, in 't praz'lend populiergefluister,
de kinderschaar, die voorgaat, belt en belt.
En - wijl ik, wondrend, zin en ziele wijde
aan d'optocht van den ingebeelden stoet,
die volgt, en vroom zijn zangen zingt, zoo blijde
als 't licht, waar ster bij ster van glinstren doet
de bonte kleeren, al van fulp en zijde -
krast scherp een uil, de domme, dwaze bloed.
Eug. De Lepeleer Oogstmaand, 1898.
*** Als U mijn ooge ziet
in lijden en verdriet,
van schaamte moet ik blozen,
ik, die voor mij de rozen,
mijn Jesus, heb verkozen
En U de doornen liet!
E.D.L. |
|