't Is ne laathem = hij komt altijd te late.
Als de kanse keert, b.v. in 't kaarten: ‘De meulenaars keeren den wind.’
‘Men zou de droevigheid uit zijne oogen slaan’, dat hij er zoo droef uit ziet.
‘Dat zijn toeren met toeren deraan’! - dat zijn ne keer dingen!
Tijdelijk begonnen, is half gesponnen.
Dat zijn posnellen! kerels.
‘Zou men niet zeggen dat keizer Karels katte zijn nichte is, en 't en is zelve geen vriend aan heuren steert’, zegt men van eenen trotschaard.
Ne Waan stekken of vangen - ne Wijten, of ne Sarel, of nen dazerik vangen.
Duimke moest pataters schrepen,
en 't en vond zij' meske nie;
't telde één, twee, drie,
en 't en vond het nog nie;
't telde viere, vijve, zesse;
Duimkes meske lag in de dresse.
Dat is onze beste koe van al voor den eemere: ze geeft meest melk.
Een munte is te Assebrouck een gehuchte kleene huizen. Er zijn daar vijf munten.
't (Geld) en groeit op mijnen rugge niet.
Wij en moeten niet te stijf bezorgd zijn; trouwens:
De menschen
zorgen dikwijls voor een brood,
en ne kant is nog te groot.
(Zij hebben nog over als zij sterven.)
't Is al vele als gij kunt den lap van den zak keeren, voortdoen zonder te moeten lappen, 't een ende aan 't andere knopen.
Als gij den paster op zijnen rugge gezien hebt, ge'n kunt van geheel den dag niet meer werken = als gij een deel van den dag niet gewrocht en hebt, b.v. met naar de messe te gaan, geheel den dag is verbuischt. ('t En gebeurt maar al te vele).
Die vent, 't is altemets e wiel af, hij is altemets dronke.
Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd