En verder:
‘Territoria habitant, ipsa oppida ut circumdata retiis busta declinant.’
En juist zoo is het nog heden ten dage onder Friezen en Sassen, met het wonen des landvolks gesteld; voornamelijk in die gouwen, waar Friezen en Sassen hunnen volksaard het trouwste bewaard hebben; te weten: in Friesland tusschen Flie en Lauwers (het Noord-Nederlandsche gewest Friesland), en in Westfalen, beide wijdvermaarde gouwen, waar het edelste Germanenbloed nog zuiverlijk door de aderen der landzaten vloeit, waar oude taal, oude kleeding, oude zeden nog in eere gehouden worden. Daar zitten de boeren, de eigenerfde boeren, die den vasten kern des eerbaren volks uitmaken, op hunne saten, op hunne heemen, omgeven door hunne weiden en akkers, door hunne heiden en bosschen, door meren en stroomen, ruim en vrij, op Gods ruimen aardbodem, onder Gods ruimen hemelboog, slechts knielende voor God den Heer - en hun naaste buurman is veelal niet te beroepen, van hun eigen heem af. En zóó is het ook nog de lands- en volkseigene zede in menige Germaansche gouw, waar de landzaten van zuiver- of van gemengd Frieschen of Sassischen bloede zijn, ook buiten de beide bovengenoemde middelpunten van het Friesche en Sassische volksbestaan. Bij voorbeeld: in het Noorden van West-Vlaanderen, in het zoogenoemde ‘Bloote van Vlaanderen’, van Damme tot Veurne, waar de bevolking nog zoo vele kenmerken van haren Frieschen oorsprong bewaard heeft, en deze den volkenkenner van heden nog te zien en uit te vorschen geeft.
Hoe de Kelten woonden - 'k en wete 't niet.
Maar wat hebben de Vlamingen, die ja van zuiver Germaanschen bloede zijn, dan ook met die Kelten te maken? In Frankrijk (Bretagne, en elders), in Engelland (Wales), in Schotland (de Hooglanden), in Ierland, daar wonen de nakomelingen van Kelten, en ze spreken daar nog Keltische talen. Maar in Vlaanderen?
Johan Winkler
Haarlem.