Mingelmaren
IN de jaarboeken der oudheidkundige maatschappij van Brussel, nr 2 van dit jaar, staat er (zegt ‘Het Belfort’ Augustus 1898) eene belangrijke bijdrage van F. Donnet over de Vlaamsche tapijtwevers in de vreemde landen. Tot bewijs dat ze te Brussel dezen keer wat laat komen, herdrukken wij hier het volgende dat in ons blad stond, met het begin van 't jaar 1896 (tk 1, op zijde 3):
‘Over eenige jaren wierden vele boeken geschreven, ja in vorige eeuwen verschenen dikke folianten om de gedachtenis onzer roemweerdige mannen te vereeuwigen; maar nu schijnt de ijver voor het staven van den roem onzer voorouders zeer gekoeld. In den vreemde, en dat wel te Parijs, verscheen overtijd “La Tapisserie”, een boek, waarin onze oude tapijtwevers Europa door achtervolgd worden; en, uit Vrankrijk vernamen wij, zoo omstandig mogelijk, hoe ons land eens was le foyer par excellence de la tapisserie’.
Wil nu een lezer van den Biekorf met dat fransch werk kennis maken, hij vrage in de boekenzale der stad Brugge naar ‘La Tapisserie, par Eugène Müntz, ancien membre de l'école française de Rome, etc. Paris. Nouvelle édition’. Deze nieuwe uitgave is van in de jaren 1880; wanneer de eerste verscheen weet ik niet. De schrijver, alhoewel een Franschman, spreekt met den meesten lof van de Vlaamsche tapijtwevers. Rost en Karcher die Biekorf (1898, tk 15) noemt, zijn voor hem deux fins gaillards. De eerste bestierder der tapijtweverij van Madrid, door Philips V geroepen, was, volgens Müntz, Jaak Van der Goten, niet Jan, zoo J. Cl. schrijft, naar den heer Donnet, meene ik.