Lichamelijke oefening is, om zoo te zeggen, eene noodwendigheid voor alle menschen. Men kan bijzondere gesteltenissen erven, waardoor men gedeeltelijk aan die noodwendigheid ontsnapt; er gansch aan ontsnappen kan niemand. Die bijna geheel stil wil blijven zitten, en schier alle lijfsbeweging derven, leeft tegen de wetten zijner gewordenschap en zal het, zooals altijd, op aarde nog bekoopen.
Hetgeen de louter biddende kloosterzusters, in 't opzicht der gezondheid, door 's lichaams ongenoegzame roer- en werkendheid verliezen, dat winnen zij ten deele wêer door hun zuinig en regelmatig leven. En nochtans, ware 't eene sterke gezondheid en niet een hooger en heiliger doel dat ze beoogen, dan zou ik hun zeggen: Zusters, werkt wat min met den geest en wat meer met het lichaam; alzoo leeft gij langer. Zulk eene kloostergemeente weet ik, daar bijna al de zusters vroegtijdig sterven.
Eenige maanden geleden, kwam lieutenant De Breuck, die onlangs uit Congoland teruggekeerd was, eene voordracht houden hier ter stede. Weet gij welk het beste middel is om doodelijke ziekten te vermijden in die brandende en blakende luchtstreke van Congoland? Stilzitten in de schaduw der boomen hoor ik u zeggen, en den luiaard spelen. Neen, antwoordt mijnheer De Breuck, het beste middel is werken en bewegen.
Moet men het volk gelooven, dan zijn er veel werklieden die hun zelven doodwerken. Over 't algemeen is dat onwaar. Het meerendeel van die zoogezeid doodgewrochte menschen zouden veel vroeger in 't graf gedaald zijn, hadden zij door werken en bewegen hun week gestel niet versterkt en van allerhande ziekten gevrijwaard.
Natuurlijk moet men met mate werken. De buitensporigheden daarin, evenzoowel als in iets anders, zijn den mensch rampzalig. Die, bij voorbeeld, ten grooten deele de nachtrust door het werk vervangen, doen hun zelven veel kwaad. Doch men mag zeggen, zonder vrees van te missen, dat in 't algemeen genomen, onder bloedverwanten, de werkers langer leven als de stilzitters.