Cornelys, een broere van de Frere cloestere, ende was begraeven in de kercke van Sint Janshuus; dyt was een weerdych ende geleerdt predycandt, dewelcke wel voerzeydt heeft den tydt zoe zy ghecommen es, ende hy was gheboeren van Dordrecht in Hollandt.’
De geleerde Vader Costerus van het Gezelschap Jesu, die te Brugge aan het hoofd stond van een leergesticht en die bij de veertig boekwerken heeft achtergelaten, getuigt van Broeder Cornelis als volgt:
‘Desen geuschen Cock..... moet weten dat ick oock Godts woort in dese landen t'Antwerpen in onser liever Vrouwen kercke preckte, gelijk Broer Cornelis te Brugge, die ik naemaels gekent hebbe voor een seer geleert ende deugdelijc religieus, bestryder der ketteren, wiens voetstappen desen geuschen Cock niet weirdigh en is te cussen....’
Alwie de waarheid genegen is en met innig genoegen de langverdrukte en belasterde onschuld ziet zegevieren, zal, met evenveel blijdschap, de woorden bejegenen daarmede H.J. Allard, in Studiën op godsdienstig ...gebied, zijne beoordeeling over Broeder Cornelis sluit:
‘Na ons hernieuwd onderzoek, aan de hand van den kaneunik De Schrevel, meenen wij dat de zaak van den Minderbroeder eindelijk gered en gewonnen is. Tandem veritas triumphat, eindelijk zegeviert de waarheid, en de schande valt op de vuige logendichters terug.’
‘Wij koesteren ten minste eenige hoop, dat voortaan in 't nog zoo eerlijke Nederland, niet zonder walging of althans niet zonder schouderophalen, ontboezemingen zullen gelezen worden als de volgende van Dr G. Schotel: Broeder Cornelis verdiende ten volle den naam van schobbejak, alleronbeschofsten plompen schurk, allerberuchtsten kerkbabbelaar, hem door tijdgenoot en nageslacht gegeven.
‘'k Moet hier verschooning vragen dat ik mij zoolang bij een enkel persoon heb opgehouden. Ik meende het te mogen doen, omdat de zaakrijke bladzijden, aan de eereherstelling van den Dordechtenaar gewijd, in ons Noord-Nederland het meest de welverdiende belangstelling veler lezers zullen opwekken. Moge het zoo zijn!’