| |
| |
Eenige woorden
uit de Goddelijke Beschouwingen (1-96) van Guido Gezelle.
(Vervolg van bladz. 205).
Gestaan- en gelegentheid - Situs (64). |
Getreffen - Treffen, bereiken, attingere (34). |
Getroffentheid - Gevoel, indruk, aandoening, sensatio (62). |
Gevolgzaam - Als gevolg, gevolgelijk (91). |
Gewasselijk - Vegetalis (71). |
Geweten - Weten (42). |
Gewetenisse - Geweten, conscientia (66). |
Gewordenschap - Natura (25). |
Gewordenschappelijk - Natuurlijk (25). |
Geworden zijn - Ontstaan (95). |
Gezeidheden - Zeggenschappen, praedicamenta (64). |
Gissenderwijze - Bij den gisse al gissende (86). |
Goedgeldig - Echt, wettig, kerkwettig, canonisch (29). |
Goedwezen - Volmaaktheid, goedheid (25). |
Godaanschouwinge - Contemplatio Dei (13). |
Godkennen - 't Kennen daar wij God bij kennen (88). |
Godleeraar - Godgeleerde (29). |
Godsboeken - Boeken van 't Heilig Schrift (29). |
Godspel - Evangelie (27). |
Godswezendheid - Essentia divina (91). |
Godweerdig - Deo dignum (87). |
Godweten - 't Weten daar wij God bij weten (88). |
| |
| |
Godwetendheid - Godgeleerdheid (12). |
Godwetenschap - Godwetendheid (12). |
Godzelfstandelingen - Goddelijke zelfstandelingen, hypostases divinae (92). |
Gronddenkbeelden - Conceptus fundamentales (63). |
Haaien en haken - Anhelare (74). |
Halzen - Door den hals inzwelgen, vatten (75). |
Handgedaden - Gewrochten (26). |
Handleidende - Bij der hand geleidende, voerende (36). |
Havigheid - Hebbendheid, habitus (64). |
Hebbendheid - Habitus (64). |
Heen- en weeraanschouwinge - Actus reflexus intellectus (63). |
Heilwerkteeken - Genadeteeken, sacrament (27). |
Hemelwaardreizend - Die naar den hemel reist (93). |
Henendurven - Naartoedurven, tendere ad (73). |
Hoedanigen - Iets doen zijn zoo het is (49). |
Hoegrootheid - Grootte (72). |
Hoekennendheid - Modus cognoscendi (48). |
Hoesterkheid - Hoekrachtigheid (70). |
Hoewerkendheid - Modus agendi (48). |
Hoewezendheid - Modus essendi (48).
In hunne hoewezendheid - Formaliter (89). |
Hoogmogendheid - Opperste majesteit (22). |
Iemandschap - Persona (24). |
Ikheid - Eigenbestaan (68). |
Inbeeld - Inwendig beeld, verbeeldinge, inbeeldinge (55). |
Inbestaan - Inwendig (denkbeeldelijk) bestaan (62). |
Ingelijfdheid - Assimilatio (48). |
Ingerichtheid - Inrichtinge, ordo, institutio (37). |
Jazeggen - Bevestigen (45). |
Kennendheid - Kennisse (49). |
Krachtdoen - Krachtdoende of krachtdadig zijn (70). |
Kunne - Slag, genus (63). |
Leeraarschap - Onderwijs, onderricht, doctrina (47). |
Lichtaanschouwinge - Bespiegelinge (32). |
Lijden - Gaan (96). |
Lijdendheid - Passio (64). |
Lijfschheid - Stoffelijkheid, lichamelijkheid (73). |
| |
| |
Loutere gewordenschap - Natura pura (94). |
Louter ongemengde volmaaktheid - Perfectio simpliciter simplex (73). |
Meebegrijp - Bijbegrijp, nota (70). |
Meegewordenschap, meegewordenschappelijk - Connaturale (41, 94). |
Meewerkzaamheid - Medewerking, concursus (11). |
Middeleeuwsche geleerden - Scholastici (57). |
Moetzake - Noodzake, moetewerk (50). |
Namaakselen - Nabooten, napoetsen (48). |
Nis - En is niet. Is en nis zijn onverzaambaar (63). |
Nutzaam - Nuttig, batig (79). |
Om- en terugschouwinge - Reflexio (62). |
Ondeerbaarheid - Bevrijdinge tegen dere, leed, schade (41). |
Ondenkbaar - Ondenkelijk, dat niet en kan gedacht zijn (74). |
Onderhoorigheden des wezens - Inferiora entis (63). |
Onderkenbaar - Onderscheidbaar (63). |
Onderschouwen - Navorschen, interspicere (74). |
(ten) Ondoene - (ten) Onschepe, (ten) onpasse (65). |
Ondoorzoekbaar - Ondoorzoekelijk, inscrutabile (23). |
Ongedaadzaamd - Niet daadzaam of dadig gemaakt, non determinatum ad actum (52). |
Ongeminkt - Gehavig, geheel, integer (39). |
Oningeboren - Niet ingeboren (35). |
Oningeworden - Niet ingeworden (35). |
Onmogelijken - Onmogelijk maken, uitsluiten (63). |
Onnaspeurbaar - Onnaspeurlijk, ininvestigabile (23). |
Ontblooten - Afdragen, abstrahere (56). |
Ontgeven - Weigeren, ontzeggen (8). |
Ontvoerdheid - Verheffinge, erectio (39). |
Ontweten - Niet weten, ignorare (34). |
Onvererfbaar - Niet bij erfenisse over te zetten (41). |
Onverzaambaar - Onvereenigbaar (63). |
Onzelfstandigheid - Dat op zijn eigenzelven niet en bestaat (70). |
Oogelijk - Speciosus (45). |
Oorbaarheid - Nut, batelijkheid (41). |
| |
| |
Oorbeginsel - Principium primum (63). |
Oordeelkundiglijk - In ordine logico (50). |
Oordenkbeeld - Archetypus (57). |
Oortoestand - Oorspronkelijke toestand, status primitivus (39). |
Oorzaker - Oorzake, principium (28). |
Opmoeten - Moeten bestijgen (45). |
Overalgemeenheid - Universale (51). |
Overgelukzaligheid - Summa beatitudo (26). |
Overgewordenschap, Overgewordenschappelijk - Supernaturale (23, 93). |
Overheerlijkheid - Opperste majesteit (9). |
Overtreffer - Die overtreft, superior (76). |
Overuitnemendst - Excellentissimum (13). |
Overvolmaaktheid - Suprema perfectio (13). |
Overzinnelijk - Suprasensibile (44). |
Radenderwijze - Al radende, bij den gisse, conjectando (86). |
Rechtuit-rechtaan - Rechtsnoers, directè (52). |
Rechtuit-rechtaangaande - Rechtsnoers (62). |
Reeninge - Perk, limes (63). |
Schepbaar - Creabile (96). |
Schouwglas - Speculum, kijkglas (57). |
Spraakveerdigheid - Sprake, loquela (41). |
Stand- en stedevast - Standvastiglijk (35). |
Stedebeslaandheid - Locus (64). |
Stijgbane - Steeger, trap (44). |
Taalveerdigheid - Sprake, loquela (41). |
Tegensprekens oorbeginsel - Principium primum contradictionis (63). |
Tier - Slag, genus (63). |
Tijdverwijlendheid - Tempus (64). |
Toebehoorzaamheid - Attributum (89). |
Toekeeren - Toepassen, applicare (49). |
Toeval, toevalligheid - Accidens (64). |
Toevaldragend - Aangedaan, affectus (65). |
Toevonnissen - Toezeggen, toeschrijven (74). |
Tusschenheid - Middel; zonder tusschenheid: onmiddelijk (16). |
Tweedertieren - Tweederhande (36). |
| |
| |
Uitbeeld - Uitwendig beeld (55). |
Uitbestaan - Uitwendig, zakelijk bestaan (62). |
Uitbouwen - Uitbeelden, uitdrukken (48). |
Uiteenleggen - Uiteendoen, uitleggen (43). |
Uit ende los van alles - Absolutè (49). |
Uit ende uit - Absolutè (94). |
Uitstand - Uitstel, betrek, betrekking (50). |
Uitwendigen - Uitstorten, uitdrukken (25, 57). |
Verasemen - Herasemen, asem halen (74). |
Verheugzaam - Verheugelijk, genoegelijk (22). |
Verlaat - Cessatio, ruste (75). |
Verlijden - Verloopen, voorbijgaan (50). |
Verneembaar - Kenbaar, waarneembaar (51). |
Versten - Beiden, vertoeven, uitstellen (82). |
Verwerkbaar - Dat kan verwrocht worden (53). |
Verwijderen - Afdragen, abstrahere (51). |
Vlakworm - Planaria (72). |
Volkennend - Volmaaktelijk kennend (49). |
Volleesten - Volmaken, voldoen (75). |
Voltroffen - Alderdiepst getroffen (45). |
Volvonnissen, voloordeelen - 't Vonnis, 't oordeel voltrekken (63). |
Volwetend - Volmaaktelijk wetend (71). |
Volworden - Volmaakt (18). |
Voormenschen - Menschen van vóór onzen tijd (40). |
Voorvallig - Contingens (65). |
Waarheidkunde - Wereldwijsheid, philosophia (29). |
Waarneembaar - Kenbaar (35). |
Waarneembaarheid - Kenbaarheid (50). |
Wedergelijkend - Een aan ander teenemaal gelijkend adaequatum (87). |
Wedertreffen - Weder, terugtreffen, raken (45). |
Weêrstandsreden - Reden om te wêerstaan (84). |
Weerzee - Tegenzee, andere zee (58). |
Weetbaarheid - Kenbaarheid (46). |
Weetgedaden - Gedaden of werkingen, daardoor men tot wetenschap of kennisse gekomen is (60). |
Wegdenken - Met het verstand afdragen, afwijderen (74). |
Werkdadigheid - Werkinge (12). |
| |
| |
Werkendheid - Werkinge (50). |
Werkvoorraad - Voorraad, stoffe om daarop te werken (53). |
Wonnegaarde - Lusthof, paradijs der wellusten (37). |
Wonzaamheid - Vreugde (12). |
Zaakverbeeldend - Dat een bestaande wezen verbeeldt, objectivus (80). |
Zalvenisse - Zalvinge, unctio (32). |
Zamenen - Begaden, vereenigen (49). |
Zameninge - Begadinge, vereeniginge, eenschap (16). |
Zedematig - Zedelijk, menschelijk. Eene zedematige onmogelijkheid, moralis impossibilitas (37). |
Zeedbaar - Zedelijk (58). |
Zeggenschap - Gezeg, gezeide zake (36); gezeidheid, praedicamentum (64). |
Zelfdadig - Door eigene werkinge (52). |
Zelfdadiglijk - Door zijns zelfs eigen doen (69). |
(het) Zelfondervinden - Apprehensio (62). |
Zelfstaande - Zelfstandig (69). |
Zelfstandelijk - Suppositum, hypostasis (71). |
Zelfzake - Zelfstandige zake (65). |
Zielsprake - Woord van den geest, verbum mentis (57). |
Zielwerkzaamheid - Werkzaamheid van de ziele (51). |
Zienisse - Denkbeeld, verstandelijk begrijp, idea (56). |
Zinnenbeeld - Zinnelijk inbeeld, zinnelijke verbeeldinge of beeltenisse van eene uitwendige zake (55). |
Zinwetenschap - Wetenschap, die door de zinnen waargenomen wordt (43). |
G.V.d.P.
|
|