geworden. Gij hebt mij mijne zuster weêrgegeven met hare twee bevallige kinders, Zwane en Octaviaan. Vraagt nu wat gij wilt en ik zal het u geven.’
Brabo was op zijn knie'n gezonken voor den keizer, en die groote held en vond voor den eersten keer van zijn leven, zijne tonge niet om te spreken, zoodanig was hij door dat onverwacht geluk ontsteld. Nochtans het beterde en, den keizer met onbeschrijfelijke dankbaarheid, beziende, sprak hij;
‘Machtige keizer van het onsterfelijk roomsche rijk, mochten uwe goden u en uwe goedhertigheid zegenen! Duizendmaal dank, och! hadde ik honderd levens, ik gave ze geerne voor u ten beste, aangezien ik zulke genade voor uwe oogen hebbe gevonden, dat ik mag vragen naar begeerte, enwel, ik wilde die jonge freule, dat edel kind Zwane tot vrouwe.’
‘Brabo’, zei de keizer, met een lachje, ‘ik en ben niet bedrogen en 't was met dat vooruitzicht dat ik u dien voorstel dede. Dat zal geschieden, Brabo!’ en hem zoenende naar roomsche geplogentheid, sprak hij: ‘Deze zoen voor 't aanschijn onzer goden, zij u als onweerroepelijke bekrachtiginge van mijn woord van keizer zijn, daarbij make ik u markgraaf van 't romeinsche rijk, het overige zult gij tot uwe groote vreugde vernemen den dag van uwe bruiloft’.
Eenige dagen later waren al de edellieden en vrijheeren der streke en van 't omliggende uitgenoodigd tot de trouwfeeste, van den grooten Salvius Brabo, met Zwane de nichte van keizer Gaius Julius. Men trok in prachtigen stoet naar den tempel van Mars en Pluto, die stond waar nu de stad Leuven staat, 't was daar dat alle heeren van 't roomsche rijk, de goden gingen loven en geschenken doen, 't was daar ook dat Brabo, zoo gij zult vernemen, getrouwigheid beloofde aan zijnen keizer; daarom wierd die plaatse Loven genoemd gelijk ze heden nog heet.
De tempel was buitengewoon rijk versierd voor de plechtigheid, en Julius Caesar deed, tot deze gelegentheid, zeer groote geschenken aan de goden Mars en Pluto.
Als nu de heidensche plechtigheden ten einde waren,