Over de eigennamen die aan de heldenzeisen ontleend zijn, leze men de drie volgende bijdragen:
1o Studien zur Sprach- und Litteraturgeschichte der Rheinlande. Deze merkweerdige studie is opgesteld door John Meier en ze staat te lezen in de Beiträge zur Geschichte der Deutsche Sprache und Literatur, XVI, bl. 64. Daar is er sprake van meer als een Brunhildesteen die de Nevelingenzeise toebehoort.
2o Zeugnisse zur Germanischen Sage in England van G. Binz. Ibidem, XX, bl. 141. Daar vindt men hoe al de Germaansche heldenzeisen zelfs in Engelland sporen in de eigennamen hebben nagelaten.
3o Brunhildenbett van W. Braune. Ibidem, XXIII, bl. 246. Daar bewijst Braune, tegen Mogk en von Golther, dat het Brunhildebed van het Taunusgebergte eene overoude Duitsche gedachtenis van de walkiere bewaart.
Den huidigen stand van de Belgische wetenschap nopens den Brunhildesteen van Hollain, kan men vernemen in het volgende werk: Compte-rendu du Congrès archéologique et historique de Tournai. Tournai, H.L. Casterman, 1896, bl. 451.
J. Cl.
IK heb hier nog een oud sanctje verbeeldende Christus aan 't kruis, met Maria Magdalena aan de voeten van 't kruis; eenen man te peerde rechts, en slinks Maria met Sint Jan, den lieveling van Jesus, en 't volgende