Gereedschap van de kloefkappers
Gehoord te Hulste.
BOOM: populier of wilge, en soms linde of bilkenboom.
Zage: om den boom in klossen te zagen.
Hamer en kliefmes, om de klossen in blokken te klieven.
Happe of bijle, om de blokken te kappen.
Distel, slag van kapmes, om de blokken te distelen.
Voorsnijmes, om de blokken te snijden.
Nu is de blok gereed om uitgemaakt te worden.
Beitel en hamer om een gat te kappen.
Nu heeft men verschillige booren om de blokken uit te schroomen.
1/ Voorboor of voorganger, om het gat verder te booren: gebezigd voor alle kloefen. Geen ander en wordt gebezigd voor de kleene kloefen.
2/ Eerste boor: gebezigd (met 1) voor jongenskloefen.
3/ Vrouwboor: gebezigd (met 1) voor middelmate kloefen.
4/ Mansboor: gebezigd (met 1) voor groote kloefen.
Afdraaier, om den hiel af te draaien.
Hielmes, om den hiel uit te scheppen.
Teenmessen, om de kloefen rondom de teenen uit te heulen:
a/ | Voor halve werkskes (kleene kloefen). |
b/ | Voor derdelingen (jongenskloefen). |
c/ | Voor vrouwlingen (middelmate). |
d/ | Voor manskloefen (groote). |
Zoolmessen, voor a, b, c, d, om de kloefen uit te zolen.
Hij is nu uitgemaakt.
Opsnijmes, om hem van buiten veerdig te maken.
Om de messen enz. te wetten:
a/ | Wetsteen. |
b/ | Strijkstok: stok met verbrijzelde slijpsteen-aarde bestreken. |
Ander getuig:
Kapblok, om er de blokken op te kappen.
Pasbank, om de blokken te passen en te paren.
Het snijpeerd, om de blokken te vormen.
De heulbank, om de kloefen uit te halen.
Spanhouten, om de kloefen in den heulbank te spannen.
De spie, die tusschen den kloef en de spanhouten zit.
De kramme, waarin het opsnijmes draait.
De schacht, hout waarin het mesken zit.
Kleen mesken, om de muil van den kloef te effenen.
Keer, hout of stijl van de booren.
Krukke, handhaaf van het voorsnijmes.
Afval: kapperlingen, distelingen, snijdelingen en boorlingen. De zagerlinge en gaat dit ambacht niet aan.
Er worden dan gatjes in gemaakt met een spikkelboor. Zij worden gepaard of gekoppeld en aaneengebonden; in den oven gesteken (eertijds in de kave) om ze te rooken met gers enz.; gezwart, geschilderd, met bloemen versierd, enz.