Biekorf. Jaargang 9
(1898)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVlaamsch en Fransch leeren
| |
[pagina 12]
| |
kenis der Fransche woorden door een gestadig en langdurig gebruik te leeren. a/ Veelzinnigheid der woorden. Waar het Vlaamsch om iets nieuws te beteekenen, bij een gekend woord een ander gekend woord of woorddeel voegt, om aldus de beteekenis van 't eerste woord vatbaar te wijzigen en aan een nieuw ding zijn gemakkelijken eigenen naam te geven, zal het Fransch dikwijls de beteekenis van een woord uitbreiden. Zijne woorden ten anderen zijn er nogal toe geschikt. Want 't Fransch heeft zijne oude woorden grootendeels aan vreemde talen, zooals 't Spaansch, 't Italiaansch, het Keltisch, enz. ontleend, en de grondbeteekenis dier woorden heeft de Franschman ofwel nooit verstaan ofwel veelal vergeten. Zoo zijn er in 't Fransch veel woorden met min bepaalde, tamelijk algemeene grondbeteekenis, en dus, door het gebruik, voor veelvuldige beteekenis of multisense zeer vatbaar. Dat nu de veelzinnigheid der woorden eene taal lastig maakt om verstaan, zal iedereen wel getuigen, die in zijnen schooltijd moeilijk Latijn of Grieksch vertaalde. Die dat begeert te onderzoeken en de twee talen te vergelijken, niet voor een enkel woord maar voor vele, neme, voor 't Fransch, Littré's minder woordenboek, en voor 't Vlaamsch, Kramers', Van Daele's, of gelijk welk. Hij leze metéén Littré's inleiding, en overzie wat de Franschen leeren over les multisenses. b/ Latijnsche en vooral Grieksche samenstellingen. 't Fransch, zonder een gestadig en langdurig gebruik, veronderstelt zekere kennis van Latijn en van Grieksche want dewijl 't uitbreiden der beteekenisse op verre na niet toereikend en is, haalt men Latijnsche en Grieksche woorden of woorddeelen bij, men verminkt ze dikwijls, en men koppelt ze dan; het Vlaamsch daarentegen neemt woorden van eigen have of teelt, en verbindt ze op eenvoudige wijze tot nieuwe woorden zoodat ze zelfs voor den vreemdeling, die in korten tijd de gewone woorden en woorddeelen geleerd heeft, ofwel terstond, ofwel na zeer weinig oefening, als 't ware doorluchtig zijn, en dus ten vollen verstaanbaar, onthoudelijk en gebruikelijk. | |
[pagina 13]
| |
Ziet en vergelijkt: 1o Broedermoord - Fratricide. Zustermoord - Sororicide. Vadermoord - Parricide. Moedermoord - Matricide. Zelfmoord - Suicide. Enz. 2o Bloedafdrijvend - Hémagogue. Bloedbereiding - Sanguification. Bloedbeschrijving - Hématographie. Bloedbraking - Hématémèse. Bloedloosheid - Anémie. Bloedafgang - Dyssenterie. Bloedstilstand - Hémostase. Bloedstof - Hématine. Enz. 3o Volkenkunde - Ethnologie. Aardrijkskunde - Géographie. Landbouwkunde - Agronomie. Staatkunde - Politique. Opvoedkunde - Pédagogie. Oorlogskunde - Stratégie. Werktuigkunde - Mécanique. Enz. Zegt, moet men voor 't Fransch niet gestadig den woordenboek te rade gaan? Zulke woorden komen maar voor in de wetenschappen, meent ge? Meest, ja zeker! doch elders ook; en 't Vlaamsch zegt ze toch op doodeenvoudige en verstaanbare wijze; ten anderen, sedert eenen tijd van hier, iedereen wilt wetenschap en verlichting; en worden die 't minder volk zelf niet dagelijks en overal aangeboden? c/ Vermenigvuldiging van woorden zonder verband. 't En is heur groote hoeveelheid woorden niet, die eene taal moeielijk maken om leeren; maar wel 't gebrek aan maagschap, 't gemis van onderling verband, de afwezigheid der uitwendige tegenstelling onder al die woorden. 't Fransch mist grootendeels dat maagschap, dat verband, die tastbare tegenstelling, en tracht zulks te verhelpen door een grooten hoop woorden, maar zeer dikwijls zijn ze aan vreemde talen ontleend. 't Vlaamsch gaat geheel anders te werke, zooals genoegzaam blijkt uit de volgende voorbeelden: 1o Eenen weg begaan - Battre un chemin. Begaanbare weg - Chemin praticable. Ontgaan - Eviter, esquiver. Misgaan - S'égarer, se fourvoyer. Vergaan - Périr. Vergankelijk - Périssable. éphémère. Vergankelijkheid - Instabilité, fragilité. Enz. 2o Aangaan - Commencer, attaquer. Achtergaan - Retarder. Voorgaan - Devancer. Achteruitgaan - Recu- | |
[pagina 14]
| |
ler, rétrograder. Vooruitgaan - Avancer. Afgaan - Descendre. Opgaan - Monter. Doorgaan - Traverser. Ingaan - Entrer. Uitgaan - Sortir. Meêgaan - Accompagner. Ondergaan - Disparaître. Overgaan - Passer. Tegengaan - Empêcher. Voortgaan - Continuer. Wij zouden meer voorbeelden aanhalen, ware 't niet dat wij zulks overbodig achten; wie er ten anderen meer begeert, overzie de woordenboeken, waar er op ieder blad in voorkomen. In den beginne nochtans, zal de vlaamschleerende Waal niet sneller dan de franschleerende Vlaming vooruitgaan; doch wanneer hij, na korten tijd, een kleenen woordenvoorraad zal geoogst en den woordenbouw, 't zij door eigen opmerkzaamheid, 't zij door 's meesters lessen, zal gevat hebben, zal hij met gelijke pogingen onzeggelijk meer vernemen dan de Vlaming. Daarmeê meene ik genoegzaam het derde deel van mijnen opstel te hebben toegelicht, en de waarheid mijner stelling betoogd te hebben. Wie hier ten onpasse mochte opwerpen, dat die leering door de ondervinding bestreden en gewraakt wordt, krege kortweg voor antwoord: ‘mis vriend’. Immers, vooraleer te mogen spreken van ondervinding betrekkelijk deze zaak, moet ge: 1o/ Walen onder handen hebben, die het vlaamschleeren ernstig opnemen, en daarbij moet ge wel onderzoeken, of zij inderdaad gelijke pogingen doen als de Vlamingen. 2o/ Wel zien en overwegen wat de Vlamingen al slachtofferen of verduren om Fransch te leeren: Fransche gebeden, sermoenen, aanspraken; Fransch in schole, op de speelplaats, op wandel, enz. Indien de Walen alzoo handelden en behandeld wierden, ik verzekere u, dat ze, waar de Vlamingen een beetje deerlijk Fransch leeren, zij zeer wel en schoon Vlaamsch zouden kennen.
Aloys De Visschere |
|