Biekorf. Jaargang 8
(1897)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Nummer 1] | |
Vlaamsch en Fransch leerenVOORDEZEN, en nu nog dezer dagen, hoorden wij eenige Walen beweren, dat het den Walen volstrekt onmogelijk is Vlaamsch te leeren; de Vlamingen daarentegen, zeiden ze, leeren zeer gemakkelijk Fransch. Vele, vele Vlamingen zijn van gevoelen, dat zulk zeggen ten minste zeer overdreven is, maar meenen toch, dat het Fransch veel gemakkelijker is om leeren dan het Vlaamsch. De Walen kunnen daar, over 't algemeen, niet over oordeelen, aangezien zij het Vlaamsch, óf niet óf niet genoeg en kennen; daarbij, sommige Walen zijn waarlijk vlaamschhaters, en 't en zal dus niemand verwonderen, dat wij, bij zulke beweringen, de schouders ophalen. Die vele vele Vlamingen aanveerden te rap eene stoute bevestiging of eene herhaalde bewering als eene onomstootbare waarheid, en schijnen of nooit bemerkt of vergeten te hebben, wat de Vlamingen al moeten pogen en pijnen, wat zij al moeten slachtofferen, ja zelfs hunne moedertaal grootendeels verwaarloozen, om een beetje Fransch, naar den eisch van den tijd, aan te leeren. | |
[pagina 2]
| |
Wilden wij voorzeide gezegden langs alle zijden onderzoeken en weerleggen, wij zouden zeer veel kunnen schrijven; maar 't ware grootendeels nutteloos. Laat ons daarom, in 't korte, onze meening volgender wijze bepalen en betoogen: Ingezien den aard der twee talen, moet men zonder aarzelen bekennen, dat de Waal veel gemakkelijker en beter, in voldoende mate, Vlaamsch zal leeren, dan de Vlaming, met dezelfde pogingen en in dezelfde mate, Fransch. Iedereen ziet algauw dat we voornamelijk drie zaken dienen te verhandelen: I. de uitspraak, II. de spraakleer, III. en vooral de woordenkennis. I. De uitspraak vooreerst is hier van geen kleen belang; want heur onregelmatigheid brengt voor het leeren eener taal groote moeielijkheid meê. De moeielijkheid der Engelsche uitspraakleer wordt dikwijls vermond en ja soms wel wat overdreven; en eenige spraakkunsten vermanen den naam der letters wel te leeren, dewijl het dikwijls gebeurt, dat een woord door den spreker behoeft gespeld te worden, opdat de aanhoorder het vatte. 't En is hier de plaats niet om te onderzoeken, tot hoeverre de onregelmatigheid der Fransche uitspraakleer met die der Engelsche kan vergeleken worden. Die onregelmatigheid is voorzeker zeer groot; voorzeker ook zonden de Fransche spraakkunsten, voor Vlamingen gemaakt, de vermaning van hierboven moeten doen, ware 't niet dat ieder letter, afzonderlijk genomen, in 't Fransch en in 't Vlaamsch nagenoeg op dezelfde wijze wordt uitgegalmd. Zeker ook is 't dat alwie de uitspraak van 't Vlaamsch en die van 't Fransch een weinig nagaat, en de uitkomsten vergelijkt, terstond zal moeten toegeven: A. dat, te oordeelen naar de uitspraak, het Vlaamsch in verstaanbaarheid verre het Fransch overtreft. Het woord immers is het teeken der zaak; dus, hoe meer eene taal, voor ieder verschillend ding, ook een verschillend woord bezit, hoe beter zij kan verstaan worden. Merkt wel aan, dat dit verschil moet bespeurbaar wezen in de uitspraak, anders ware 't hier ongeldig. | |
[pagina 3]
| |
Nu, wij zullen er verder bij 't verhandelen der woordenkennis op wijzen, dat, in het Vlaamsch, de beteekenis eens woords nader tot één ding beperkt is, dan in 't Fransch; daarenboven 't is algemeen erkend dat in het Vlaamsch omtrent ieder verschillend woord verschillend wordt uitgebrachtGa naar voetnoot(1). Bij uitzondering kunnen malkaar zeer gelijkende woorden voorkomen, waarvan het eene meest altijd op een zachten en 't andere op den harden verwanten medeklinker uitgaat, en die daarom in 't enkelvoud gelijkluidend zijn. Gewoonlijk zijn het twee woorden zooals: de dood, hij doodt; maar 't lidwoord en 't persoonlijk voornaamwoord, nemen allen twijfel weg. 't Ergste geval dat ik ooit ontmoette is; want (voegwoord), wand (muur) mann., want (handschoe) vr., want (scheepstuig) onz. De moeielijkheid echter verdwijnt, bij 't spreken, door het vooropkomend lidwoord, of door 't gebruiken van de onverminkte woordgedaante: want, de wand, de wante, het want. In 't Fransch echter treft men er onzeggelijk meer aan, doordien: a/ dat verschillige klinkers gelijk worden uitgesproken. Zoo luidt, óf doorgaans, óf dikwijls, óf soms: ai = è; vainement, avènement; ai = é; j'irai, gué; i = y; si, j'y suis; o = eau = au; ho, eau, haut; an = am = ant = ean = em = en = ent; plan, chambre, différant, Jean, emploi, entier, different; in = aim = ain = ein = im; fin, faim, sain, sein, impérial; enz. enz.... b/ dat de medeklinkers, bijzonderlijk op 't einde der woorden zeer dikwijls niet gehoord worden. B. v. compte, legs, plomb, estomac, dard, clef, seing, cul, drap, aimer, divers, chat, nez, enz. enz. | |
[pagina 4]
| |
Laat nu die twee oorzaken samenwerken, en ge zult misschien kunnen vermoeden, welke reesems gelijkluidende woorden er in 't Fransch moeten voorkomen. Hier volgen drie vier zulke staalkes, tot opheldering en bevestiging. 1o Le seing (handteeken), le sein (borst), le saint (heilige), sain (gezond), ceint (omgord), cinq livres (vijf boeken). 2o Le taon (kerfdier), le ton (toon), le thon (visch), ton (uw), je tonds ('k scheer). 3o L'air (lucht), l'aire (dorschvloer), l'ère (tijdrekening), l'erre (snelheid van een schip), il erre (hij doolt). 4o Vers (naar), le ver (worm), le verre (glas), le vers (dichtreek), le vert ('t groen), le vair (deel van een blazoen). Welke moeielijkheid, niet waar, schier onbekend bij hem die Vlaamsch leert, maar wel gevoeld door iemand die Fransch leert, om al die woorden niet te verwerren, en gereedelijk, volgens den eisch der samenspraak, het bedoelde gesproken woord in den geest op te vatten.
('t Vervolgt). A. De Visschere |
|