Biekorf. Jaargang 7
(1896)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 381]
| |
M. Holmes, die boekwaarder of bibliothecaris is van koningin Victoria, in 't hof, te Windsor. Sommige kunstschilders waren eenigen tijd van meening dat zij hier een stuk voorhanden hadden van onzen beroemden Brugschen Memling. Het schijnt intusschen dat het verveerdigd wierd door Quintin Metsys, ofwel door een van zijne leerlingen, want het draagt al de kenteekens van die schilderschole. Van wien ook die schilderij zijn moge, zoo is zij van belang en van groote weerde. Zij is 33 centimeters hoog en 27 breed. Zij stelt den Heiligen Verlosser vooren, in borstbeeld, en in de houding van iemand die zijne rechtere hand uitsteekt om te zegenen. De uitdrukking van zijn wezen is heel aandoenlijk en krachtvol afgemaald; zijn kleed is roodverwig en komt heel schoon uit op eenen groenen grond. Tot in de kleenste trekken is alles keurig uitgevoerd, en in alles draagt het schilderwerk den stempel van eene vaste, kundige hand. Maar hoe mag die schilderij van Vlaamschen oorsprong en dagteekenende van 't begin der jaren 1500, in Africa gerocht zijn, en toen nog in 't hertje van Ethiopiën? Wanneer is zij daar aangekomen? Wie heeft ze daar aangebracht? Welken weg heeft zij gevolgd om zoo verre te geraken? Vooreerst dient er van iets anders gesproken.
***
Een van de eigenaardigste zeisels die de Middeleeuwen ons hebben achter gelaten, is ongetwijfeld dit van Pastor Jan. Van de XIIde tot de XVIde eeuwe, liep het in 't woord, dat er, ievers in 't Oosten, een man aan 't hoofd van een groot land stond, Jan bij name, die meteen over de tijdelijke macht als koning, en over de geestelijke macht, als priester, beschikte. Koningen en keizers, ja tot de pauzen toe zonden mannen uit, op zoek achter dien geheemzinnigen Pastor Jan. Carpini en Marco Polo uit Italiën, Ruysbroeck uit Vlanderen, Mandeville uit Engelland en menige andere | |
[pagina 382]
| |
reizigers dwerschten heel Asia om hem te vinden, maar te vergeefs. Pastor Jan scheen in den doodboek, toen, in de XIVde eeuwe, eenige Italiaansche handelaars het geruchte verspreidden, dat er, in Ethiopiën, bij de bronnen van den Nyl, christene volkeren woonden, die de onderdanen waren van den wonderen Pastor Jan. Zoo zag men dien onvindbaren vorst al met eens, in de inbeelding van 't Middeleeuwsche volk, uit Asia verhuizen en zijnen zetel zetten in Ethiopiën. Geschiednisschrijvers, aardrijkskundigen, koningen en vorsten, allen wierden benieuwd en bekommerd om te weten wat er van al die gezegsels mocht waar zijn, en 't een gezantschap en verbeidde 't ander niet, om op zoek te gaan achter de oplossing van 't groote vraagstuk. De koningen van Portugal bijzonderlijk richtten hunne vorschingen langs dien kant, en alzoo waren Pedro Covilhâo en Brancalione de eersten die, in 1487, het land doorliepen van Pastor Jan, dat éen en het zelfste was als Habesch ofte Abyssiniën. In 1520, vertrok, onder de leiding van Rodriguez van Lima, een edel gezantschap met eenen geestelijke, Francisco Alvarès bij name, om, van wege den portugeeschen koning, heele hoopen geschenken te bestellen aan den vorstelijken priester van Abyssiniën. Alvarès heeft ons den dagboek van zijne reize nagelaten. *** Zou het eene vermetelheid zijn, vraagt A.J. Wouters in zijn Congo illustré, 4de jaargang, blz. 179, te denken, dat, onder die menigvuldige geschenken, eene Vlaamsche schilderij zou geweest hebben, die den Verlosser vorenstelde en die bij den vorstelijken priester, bij Pastor Jan, heel willekom zou geweest hebben? Iedereen weet dat Vlanderen en Portugal, in die tijden, veel gemeens hadden met elkander, en dat onze Vlaamsche schilders, aan het hof van Portugal, in groote eere stonden, en dit zooveel te meer, nadat, in 1428, Jan van Eyck zelve, van wege Philips den Goede, naar 't hof van Jan Ie, met eene bijzondere zending had afgeveerdigd geweest. | |
[pagina 383]
| |
Onze Vlaamsche schilders en verhuisden niet ijdelshands, toen ze naar Portugal trokken. Zoo droegen ze ongetwijfeld vele van hunne kunstwerken mede naar hunnen nieuwen thuis, en wie weet of gerocht ons Vlaamsch schilderwerk, alzoo in de handen niet van den eenen of anderen metgezant van Rodriguez van Lima, of in 't bezit van eenen anderen landvorscher, die het in Abyssiniën heeft aangebracht? Alleszins heeft die schilderij in 1868, tijdens het beleg van Magdala, op den 13den van Grasmaand, gevonden geweest in het hof van Theodoros, den Negus van Abyssiniën. M. Holmes, die den engelschen veldtocht vergezelde als zaakvoerder van 't British Museum, heeft daar onze Vlaamsche schilderij ontvangen en die meêgebracht naar Windsor, waar A.J. Wouters van Brussel ze gezien en onderzocht heeft. X. |
|