Biekorf. Jaargang 7(1896)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Najaars avond STILLE, stille, heemlijk stille nadert de avondstond. Geen wind. De drooge bladeren treuren roerloos op den grond. Endloos diepe spreedt de hemel 't zelverblauwe najaarskleed. Droomerig gouden stergewemel doet de zonne als uitgeleed; De vertrokken roodgeweende die om pijnlijk afscheen treurt, en van bloedigen weedom zwanger de gevoelige kimming kleurt. Kaalgeschudde boomen teekenen met hun zwart en reuzig hand, langs de roozig hemelboorden, hunnen fijngewrochten kant. In die heerlijke avondstond, geen gezang? geen blij gerucht? Vogelenzwermen trekken zwijgend door de stil ontroerde lucht... O! dat plechtig avondzwijgen schoonder dan het schoonste lied. Menschentale, vogelenzangen, o! en stoort en stoort het niet. [pagina 358] [p. 358] Laat mij rustig in de velden tot de zon gezonken is, en van stil en zoeten dichtgloed mij de ziel als dronken is. Dan wil zij den Heere danken, zingend van dien avondstond, waar zij zooveel heerlijkheden en zoovele dichtlust vond. Horand Vorige Volgende