Het Vaderlied
de boozen mochten 't wel benijden en versteken:
dat 't God behagend was, is overal gebleken.
daar uitgeweerd geen een,
weêrom, uit vrije longen,
| |
had hooge en leege standen:
't was moorden en 't was branden,
't wierd alles, op en neer, vernietigd en geschonden,
maar staande bleven zij, die bij Van Dale stonden.
Gebroeders ondereen, enz.
de kinders, achter straten,
Van Dale'ns vaderhert, vol medelijden, trachtte
naar aller lieden troost, bij dagen en bij nachte.
Gebroeders ondereen, enz.
Hij zei: ‘Komt, staat bij mij,
Gebroeders, wie dat 't zij,
die ziet van Christus' leden,
de droeve ellendigheden.’
En 't kwamender, van oost en west, den vader helpen
de wonden van het volk, met broederhulpe, stelpen.
Gebroeders ondereen, enz.
Zoo ging het, als hij, hier
van 't Broedervolk beheerde;
naar 's Hemels hoogen dag zijn' moegewrochte handen,
en liet zijn volk hij niet ia 's vijands booze tanden.
Gebroeders ondereen, enz.
Daar volgden hem, al vast,
van 't broederwerk verdroegen:
| |
en zeiden: ‘Heere, en laat uw' broeders niet vervallen,
maar menigvuldigt en tiendobbelt hun' getallen.’
Gebroeders ondereen, enz.
God luisterde, en Alfons,
wie zag er ooit de struiken
van 't broedervolk ontluiken
zoo menig nieuwen tak, vol nieuwe en schoone blommen,
als dat er heeft Alfons, ons vader, weten kommen?
Gebroeders ondereen, enz.
Guido Gezelle
Te Kortrijk, op 's Heiligen Alfons' dag, 1896.
|
|