Biekorf. Jaargang 7(1896)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Onder mijn castanjeboom 't REGENT! Luistert hoe de dreupelen op de brêe rabarberblâan, dat ze beven op elkander, ongenadig nederslaan. Hoort 't gedruisch in 't ruischend loover van castanje- en appelboom. Ziet, uit 't zand dat ligt te branden stijgt een geurige eerdedoom. 't Druipt en 't dreupelt snel hierboven van het een op 't ander blad, want de buitenkrone buigt al onder 't wegend wolkennat. 'k Blijf hier, blootshoofds, neergezeten onder mijn castanjeblâan, zal ik eindlijk vluchten moeten eer de vlaag voorbij kan gaan? Klets! Een dreupel op mijn schedel! 'k voel het leken langs mijn haar, nog een treft mijn hand, een derde word ik aan de knie gewaar. Wijl ik denk en dicht, gebogen schrijf en vrijf op 't glad papier, speerzen twee nog dikkere dreupelen over heel mijn handschrift schier. [pagina 249] [p. 249] Vluchten? neen, het ware lafheid, ik bemin den waterslag, en ik kwam m'hier nederzetten omdat ik het regenen zag. Vluchten? voor geen nietig dingsken als een dreupelke water toch! Vielen er nog veel, nog honderd me over lijf, ik bleef hier nog. Toen een windeke, stil, van de eene boomen recht op de andere kwam en de zwaargeladen takken in zijne armen thoope nam. Schudde rechts en links, geweldig, dat, in eenen enkelen stond, al het water van hierboven lag gesprenkeld op den grond, in het zand en op mijn kleeren, in mijn nekke en op mijn hoofd; maar mijn lust naar dichten denken was daarmêe niet uitgedoofd. 'k Voelde een rilling door mijn leden, 'k bleef gezeten, kalmer schier dan te voren, en ik schudde 't water af van 't schrijfpapier. Schreef mijn indruk, deel hem mede voor alwien het lusten mag eens te luisteren, onder boomen naar den wilden waterslag. Jer. Noterdaeme Vorige Volgende