Biekorf. Jaargang 7
(1896)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 236]
| |
Ja, noodig was 't, en Christus vroeg 't,
dat gij een stalen hamer droegt.
Zie hoe de zondvloed rolt van moorsche rooverzwermen.
Zie hoe van Span jen henenstrekt
de zee, die Gallië overdekt.
Wie zal de schutsheld zijn en 't christen land beschermen?
De rossen vliegen drommend aan;
heel Frankrijk is eene oorlogsbaan
en zwarte wolken stof omhullen 't doodlijk zuiden.
Maar d'heerban luidt en hoorn weldra
door Neustria, Austrasia
en roept de vrijen op, met al hun oorlogsluiden.
De Mooren stormen schaar bij schaar.
Onroerbaar wacht hen d'hameraar.
De bodem davert wijd van 't dondren van de peerden
en onder d'holle kelderwolk
rolt 't zandentalrijk hordenvolk
en lucht en veld zijn vol van wielend' hoepelzweerden.
Doch lijk de groote zee die brandt
onmachtig op een meetloos strand,
en afrolt met gezwalp, in 't graf teruggekrompen,
zoo slinkt der Mooren oorlogsdraf.
De zwarte golven rollen af
ontblootend 't wijde strang vol reuzelende rompen.
Hoe dreunt die haamring forsch en zwaar!
De zege blijft den hameraar.
Vergeefs komt't volkenmeer steeds dondrend opgestegen.
Geheele vlakten zijn verplet
en doodelijk slaapt Mahomet,
in 't midden van zijn trots verhamerd en verslegen.
Heil Karel, met uw krijgsmarteel,
der volken steun en schutsbareel,
gij legt de stormen plat en klaart de donkre tijden.
Wat blinkt gij door uw haamrend werk,
als redder van de christen kerk,
als werker van Gods raad en strijder van Gods strijden.
Eckart
|
|