Het heer was samengesteld uit vrijwillig bijtredende weers - vrije, voljarige Teutonen - die in de volksvergadering (gauding, concilium, mallum, malbergium, placitum) aanwezig waren. Onder de heermannen waren te onderscheiden de leden van 's hertogs lijfwacht (comites, lenden, gezellen) die, na de overwinning, de voornaamste bedieningen rond den opperheer (maarschalk, seneschalk, enz.) uitoefenden; ofwel tot markgraven en andere landoversten vervoorderd wierden. De eenvoudige heermannen wierden, in de latere tijden, de vrijeigenaars onzer landstreken. - Het woord weer, wär, war staat in betrekking met het Latijn vir, het Sanskrit viras, het Krim-gothisch fers, het Grieksch heros, het Keltisch bar; van daar de middeleeuwsche woorden: varo, faro, baro, barus, baron. Voortijds in Galliën sprak de eenvoudigste echtgenoote van ‘son baron,’ zooals hedendaags, te lande, de vrouw gewaagt van ‘haren boer.’
Nog heden vertellen de ouderlingen hoe, tijdens den val van Napoleon den eersten, onze landgenooten beefden bij het naderen der Kozakken, der zoogenoemde ‘Doodshoofden,’ en der andere invallende vreemdelingen. Zóó weerklonk ook voortijds in Galliën de gevreesde naam der over-rhijnsche Heermannen. Sedert eeuwen was deze benaming bij de Teutonen gebruikt; voorzeker en was zij bij de naburige volkeren niet onbekend; maar het is ten gevolge der herhaalde invallen in onze landen, twee eeuwen vóór onze tijdrekening, dat zij volop in zwang is gekomen.
Het blijkt uit de schriften van Caesar, dat de Heermannen in den beginne, tot krijgsoefening, ja tot tijdverdrijf, strooptochten ondernamen bij de vreemde volkeren, bij de andere hoofdstammen, soms ook bij hunne eigene stamgenooten; later, aangelokt door giften en beloften, wierden zij veelal de bondgenooten der strijdvoerende Gallen.
Eens dat de Teutonen de vruchtbaarheid en de andere liefelijke hoedanigheden van Galliën hadden leeren kennen, zochten zij, in stede van naar hun vaderland terug te keeren, op dien aantrekkelijken bodem hun