‘OP de Rechtspoed, te Poperinghe, zijn er te Paschen zes huizen afgebrand.’ Zoo las ik een nieuwsblad, en dat deed mij seffens peizen op de prochie van Rexpoede, in Fransch-Vlanderen. Wie legt er mij die namen uit?
Rexpoede intusschen wierd vroegertijds geschreven: 1160 Rexpoude; 1183 Rekespold; 1251 Rexpond; 1255 Rexponde; 1250 Rekesponde; 1330 Rexpoude; ook nog Rexpoel, Respond, Repoe. Sommigen willen er Rykers- of Rykaartpolder of poel van maken.
F.A. Stoett. Haar op de tanden hebben. (Noord en Zuid, 1895, bl. 1-15). In die spreekwijze is haar niet = ‘crinis’; noch hader = twist omdat 1o/ geen ‘haar’ op de tanden groeit. 2o/ de uitdrukking vooral gebezigd wordt van bitse vrouwen en deze toch een dergelijk sieraad missen. Haar is hier het bijvoeglijk woord haar (Mdh. hare, har, here, her, ziet Mhd. naamwoord hâr = scherpte; ww. haren = scherp zijn of scherp maken) dat is ‘wrang, bitter, scherp’ dat zit nog in het eerste lid van de samenstelling hairtande (Rein. II, 5120 var) = scherpe, fijne tand. In het Duitsch even als bij ons, begreep men de ware beteekenis van het woord spoedig niet meer en bracht men het in verband met haar = cheveux, van waar Haar auf den zähnen haben.
Uit Leuvensche Bijdragen, 1e jaar, 1e aflev., bl. 86.
‘GAAT toch die ouders zomeren!’ zei een oud vlaamsch moederken tot eenen geestelijke, en 't wilde daardoor den man Gods aanzetten om naar een huisgezin te gaan, waar tusschen ouders en zoon, eenige oneenigheid was ontstaan, opdat hij daar, door woord en raad, de liefde van de ouders tot hunnen zone had heropgebeurd en verwarmd, om alzoo overeenkomste en geluk in in dat huis weder te brengen.
E.P.
IN 't sterfhuis van Joos De Brabandere, overleden te Deerlijk 17 Aug. 1741, heeft men bevonden, onder andere:
2 potysers, eene kevine, ‘eenen vierketel met ander storie van cleenigheden’, een provaet cleet, twee avot cruyperboonen (hutteboontjes?), wat roomsche boonen, suypert (zuip- of zypberd, verleekbak?), 18 faijsen hoy.