| |
| |
| |
[Nummer 13]
| |
De herbergen over twee honderd jaar
IN 't jaar 1719 vroeg de Raad van Vlanderen aan de prochie en het vrijheerschap van Ingelmunster, eenige inlichtingen over de gasthoven en de herbergen die op de prochie bestonden. Antwoorde wierd aan de hoofdoverheden gegeven, en het is die antwoorde die wij hieronder mededeelen, en dat, om de wetensweerdigheden die wij er in vinden nopens eenen gewichtigen kant van het maatschappelijk leven onzer voorvaderen.
Wij onderscheiden er tweederlei herbergen; de ware herbergen, of gasthoven, en de drankhuizen.
De ligging van Ingelmunster langs de groote bane van Rijssel, Doornijk en Kortrijk op Brugge en ook aan 't kruisen van deze met die van Iper en Rousselare naar Gent wettigt het bestaan van die inrichtingen. In den lande van den Vrijen waren zelfs ‘Alle Taverniers gelast te decken ten minsten drij bedden voor den reysenden man: ende hemlieden te voorsien van stallingen, ten minsten voor drij peerden, op pene van hun Taverne gesloten te worden:
| |
| |
ten ware den Heere ende Wet om redenen anders toelieten.’
Wij en hebben geen gedacht van 't reizen in die tijden. Oude lieden kunnen spreken van hunne gevaarten met de openbare rijtuigen, maar deze en zullen maar dertig jaren later opkomen, wanneer de steenweg zal geleid worden en de eerste zoogezeide ‘diligentie,’ tot nut van elkendeen, er zal over rollen. Belangrijk is het dus al wat wij er over kunnen vernemen, en de zorge der overheid om voor den reiziger een bedde te doen dekken, en het verbeteren en 't vermaken van die zand- en aardewegen.
Drankhuizen waren er ook, maar meest te platten lande, die geen herbergen en waren, en voor deze was al de strengheid van 't landbestier. Vooreerst, zij waren te ver afgelegen en buiten de ooge der schadebeletters, en van daar de moeilijkheid om de verordeningen te doen onderhouden. Alzoo in den Lande van den Vryen en mocht ‘Niemant van de Landslieden ende Prochianen drincken in Taverne in den Somer, van Paesschen tot Baefmisse, naer den neghen ure, ende daer voorts totten seven ure; ofte binnen den tijt van de Hoogmisse, op Sondaghen en Heilig-daghen: op pene van dry ponden parisis, te verbeuren by elck van de gelach-genooten, ende ghelyck dry ponden parisis, te verbeuren bij den Tavernier van elcken gelaghe, s'Heeren ende anbringhers behoef half ende half.’ Die wet wierd toch meer dan eens overtreden.
Ook in die landsherbergen ontstond er dikwijls twist, daarom moest de wettelijke overheid er streng over waken. ‘Ende om te beletten, zegt de ordonnantie politique van den LANDE VAN DEN VRYEN, de menighvuldige dootslaghen, den meerderen deel geschiedende in Tavernen, ofte daer vergaderinghe is: soo wordt van 's Heeren ende Wets weghen, wel ende expresselick verboden alle ende ieghelick van de Landtslieden, te common in Tavernen, ghelaghen ofte andere plaetsen daer vergaderinghe van volck is, met Papier, Poignaert, ofte ander gheweer; ofte oock te draghen Pluimen op den hoet; ofte Pluimen te trecken, te stellen, ofte te doen eenighe andere saken, daer door iemant tot twist sonde moghen verweckt worden; insghelyckx opghestelde Pluimen, oft dierghelijcke saken
| |
| |
te plucken, ofte oock beropen synde in bane te commen; al op boete van 't sestich ponden parisis, d'een helft den Heere, ende d'ander helft den Bailliu, berijder, ofte officier de calaigne ghedaen hebbende, boven arbitraire correctie.’
Eindelijk zal er in aanmerking genomen worden dat de geniverkroegen de plaats van de brandewijn-coten nog niet en hadden ingenomen. Tot in de jaren 1500 verkocht men nog den brandewijn bij den apotheker, doch met 1600 in Frankrijk en in ons vaderland, wierd hij in de drankhuizen gesleten. In Noord-Nederland volgde weldra de geniver, maar, volgens Dr Schotel, in zijn ‘Maatschappelijk leven onzer voorvaderen in de zeventiende eeuw,’ en maakten de geniverstokerijen nog geen hoofdtak van bestaan uit en nog minder van uitvoer. In 1672, was de geniver ook niet algemeen. In het laatste dier eeuw dronken hem slechts de leegere standen, 's avonds, en de bejaarden vóór den middag, en toen en zou een student, die zorg voor zijn goeden naam droeg, het niet gewaagd hebben opentlijk een glas geniver te vragen. Een glas spaansche wijn, met brandewijn 's winters, en een glas witte wijn, met spiritus citri, 's zomers, was het sterkste kunstnat dat men gebruikte.
Doch in de 17de eeuwe had Schiedam niet meer als 10 of 12; in 1720, 20; in 1792, 220, en, in 1798, 260 geniverstokerijen. In 1828 wierden alleen te Leyden 700 patenten aan tappers uitgereikt. In dit jaar ook bestonden er in de zeventien gouwen der Nederlanden 500 geniverstokerijen.
Daarmêe kunnen wij eindigen en hier nu het stuk dat door Ingelmunster's overheid opgemaakt wierd, laten volgen.
Rapport over de herbergen en kantinen op Ingelmunster, door het Magistraet van Ingelmunster in 1719, op bevel van den Raed van Vlaenderen:
De Bailliu, Burghemeester ende Schepenen der prochie ende baronnie van Ingelmunstre omme te voldoen aen de beschrijvinge nopende de herbergen van daten xxiijen 7bre 1719, belasterde de opneminge van de oude als nieuwe herberghen binnen de voorschreven prochiegestaen ende gheleghen.
| |
| |
Eerst, doen rapport dat het voorseyde Inghelmunstre is staende, met hare plaetse ofte dorp, precijselyck op de reghte bane ende wegh van Doornijck, Ryssele ende Cortrijck, op Brugghe, soo clarelick te sien is by de oude landcaerten, afteekenende de Tholstraten ende groote weghen in faveur van de commercie, als oock op de cruysbane commende van Ypre gaende naer Ghendt.
Ende dat dien volgende tot gerief ende rafraichissement, ter voorschreven plaetse van 't dorp, t' Ingelmunstre altijdts syn geweest eenighte hostelleryen ende herberghen. Onder andere isser van allen tijde gheweest de herberghe of hostellerye genaemd den Dobbelen Arendt, aen ende in welck huys, ingevolghe van het nieuwe reglement ghesonden ter casselrye van Cortryck, is gemaeckt een camer ende vergaderplaetse voor de schepenen, nottabele etc. ende alsoo diende voor wethuys, tot het doen de affairen der prochie.
Item, op de selve plaetse is nogh een oude herberghe ofte hostelrie ghenaemt den Vergulden Leeuw.
Voor mindere herberghe is ter plaetse oock staende de gonne genaemd de Vergulden Groone.
Ende, ten vierden, is staende nogh een mindere herberghe, die vervallen was, ende daer naer wederom opgeraept, genaemt den Hert.
Ende, ten vyfden, soo isser ontrent een half quartier uers van de voorseyde plaetse nogh een Taverne, genaemd de Groene Tente, staende op den reghten wegh van Rousselare ende Iseghem naer Wacken, alwaer dat gemeenlick rusten ende refraichieren de gonne gaende naer de marcten van de respective plaetsen; oock peijsteren somwijlen aldaer luijden ende peerden van de waghens, die commen direct van Ypre naer Ghendt, als wanneer dat sylieden niet en willen commen in d'herberghen staende ter plaetse van 't dorp, ende de welcke lichtelick willen deure trecken.
Ten sesden, soo isser, ruym een half ure van 't dorp, precys op het beghin van de prochie, nogh een pretense
| |
| |
herberghe, genaemt den Hooghen Doorne, staende op de groote bane die comt van Cortrijck naer de plaetse van Ingelmunstre, ende voorbij de selve plaetse, alwaer somwijlen brandewijn ende bier wordt ingeleyd, ende somtydts heeft de selve herberghe langhen tydt drooghe gheleghen, nemaer dat de selve schadelyck is, ghelyck de nieuwe naervolgende opgestichte herberghen, is waerachtigh, om de redenen hier naer breeder gededuceert.
Voor eerst, is ten platte lande, nu maer onlanx, opgemaect een taverne bij de Walbrugghe, door de authoriteyt van den ontfangere van den heere Baron van Ekelsbeke, om te dienen voor syn wethuys, in plaetse van synen banck van vierschare, die gheen justitie en vermagh.
Dese, ende de naervolghende plaetsen, syn seer pernicieux, als geleghen verre van de plaetse van Ingelmunstre, alwaer de heere Pastor ende officiers niet wel en connen gaen, om te beletten de desorders van vergaderinghen der cnechten ende meyssens, gedeurende de diensten, oock het vechten der dronckaarts.
Ende het gene is het erghste, dat de vaguebonden aldaer vergaderen ende verholen sijn, om hun dieverijen bij nachte te bedrijven; namentlick, in tijde van orloghe attireren dese taverniers de ghiden ende partijen bleuse, ende doende bij nachte bij hun commen de naeste woonende schepenen van de prochie, hun stootende ende smijtende om ghelt te hebben, ende niet min doen de selve schepenen, door ingave van de voornoemde herberghiers, afspreken groeve thairinghen, die men in een jaer tijdts, als het orloghe was, heeft sien beloopen in de pointinghe omtrent drye guldens uytten bundere.
Een weynigh verder ten platten lande, op eenen cruyswegh, staet een taverne gheseyt De Merminne, die, om de redenen hier vooren, oock inutil is, ende alwaer eens eenen dootslagh gebeurt is.
Daer syn nogh vele nieuwe herberghen ende brandewijn-coten, verre ende by van de plaetse t'Ingelmunstre, die, om de redenen voorseyt, met den eersten dienen te syn gheinterdiceert te venten.
| |
| |
Sijnde te wenschen dat de Heeren van het hooftcollegie souden besorghen ende ordonneren dat hunne Tholstraete, commende van Doornick al Coeyghem, midtsgaders de gonne van Cortryck naer Ingelmunstre, ende voorby Ingelmunstre al Zwevezeele Daer Brugghe, souden believen te doen verbreeden, hooghen ende legghen beddewijs, met wijde dijcken aen beede sijden, tot aftrecken het water der selve straten, ten minste ghelyck de straete van Cortryck naer Meenen, opdat de Landtsluyden souden connen gaen naer Ryssel ende Doornick, om duyvevette ende andere, midtsgaders calck, soo omme te verwercken int metsewerck, als in de landen, de welcke al, bij faute van vette, gheene vruchten en draghen.
Waer mede voldaen is aen t'gene belast is geweest bij de beschrijvinghe hier boven geseyt.
Toorconden desen 27en maerte 1720. Geteekend: P. Van den Bogaerde, Mattheus le Cluyse, Guillaume Buyse, 't mercq Marten Gellinck, 't mercq Gaspard Eeckhout, Joos Japick.
Aug. van Speybrouck
|
|