teekeningen die eerstwaards berustende waren bij zijnen broeder te Doornijk. Onlangs heeft men er een deel van weder gevonden in een handschrift van Claude Ménétrier, en dat handschrift was laatst in bezit van den beroemden ridder de Rossi, oudheidskundige te Romen. Na de dood van Ph. De Winghe is er een andere vlaming Jan L'Heureux, gekend onder den name van Macarius, die het werk van zijnen stamgenoot voortgezet heeft. Hij bereidde over de catacomben een groot werk dat hij nooit zelve en heeft kunnen uitgeven en dat over eenige jaren uitgegeven wierd door E.V. Garrucci.
(Uit ‘Les Catacombes de Rome, par H. de l'Epinois, page 25. Gedrukt bij A. Vromants, Brussel, 1896.
DE vieren van Sint Jan, Sinte Pietersavond, Sinte Maartens en den eersten zondag van den Vasten zijn overblijfsels van de brandoffers waarmede onze heidensche voormenschen den evennachttijd van de lente en den herfst en de zomerzonne wende plachten te vieren.
Te Dranoutre is borellezondag nog in zwang, zooals hij in DeBo beschreven staat.
Te Denderwindeke legt men heden nog groote vieren aan op de eene of de andere hoogte. Dit heet men walmen branden.
In 't Walenland was dit gebruik op denzelfden eersten zondag van den vasten, nog overal onderhouden omtrent 1850.
Deze vieren, fouwâs, wierden op de hoogten ontstoken.
Die overoude geplogentheid en is nog niet overal uitgestorven.
Te Grand-Halleux zet men eene lange stake, makral, tooverheks genoemd, te midden het vier.
Te Morlanwelz werpt men eenen strooien man te midden de laaiende vlammen.
Te Ensival krijgt men nadien zooveel paascheiers als dat men vieren gezien heeft.
J. Cl.
IN de 14e eeuw waren er in Kent talrijke minstreelen of vinders die de gastvrije burchten van den edeldom afliepen.
't En zijn echter maar twee Kentische heldensagen van die tijden bewaard en namentlijk een gedicht over den Zegepraal der vlaamsche Bondgenooten bij Kortrijk, ten jare 1302.
Wie doet dat gedicht eens kennen in Biekorf?
J. Cl.